Johan Boussauw schreef een bijzonder boek over raven, kauwen, roeken, eksters en gaaien. Mijn recensie over deze natuur- en cultuurhistorische uitgave kun je hier lezen. Vandaag in de veelgelezen serie Interviews een kort gesprek met de schrijver die de kauwen en kraaien in zijn omgeving met veel plezier volgt, naar zal blijken. Kraaiachtigen zijn dan ook fascinerende vogels die helaas hun imago vaak tegen hebben. Lok eens een kauw naar je tuin en je zult zien dat het boeiende vogels zijn.
Wat is jouw persoonlijke verhouding tot de kraaiachtigen?
Wij wonen aan de rand van de stad, maar nog altijd in de bebouwde kom. Men kan niet zeggen dat er veel groen is in de directe omgeving, maar toch valt dat wel mee. Achteraan hebben we een groot venster en op een afstand van drie kleinere tuintjes bevindt zich een imposante ceder van twintig à vijfentwintig meter hoog. De top van de kruin splitst zich in twee dichtbegroeide takken. Eén rechts wijzend en eén links. Steevast zijn die toppen als uitkijkpost bezet door een koppel zwarte kraaien. Er mag verondersteld worden dat het een koppel is. In ieder geval kunnen ze het goed met elkaar vinden. Wie het vrouwtje is en wie het mannetje, weet ik niet. Individueel kan ik ze niet onderscheiden. Hebben ze elk een vaste plaats? Zit de een links en de ander rechts of wisselen ze soms? In ieder geval gaat dat al vele jaren zo. Nu en dan zitten ze daar luidruchtig te roepen en zeker in volle zomer. Naar waar en hoe ver ze zich verplaatsen als ze niet aanwezig zijn, daar heb ik geen benul van. In de winterperiode zijn ze soms een hele tijd niet meer te zien. De dichtbegroeide takken van de ceder laten niet toe om een eventueel nest te onderscheiden. Feit is dat we in al die jaren nog nooit gezien hebben dat ze met nestmateriaal rondvliegen. Dit in tegenstelling tot en koppel eksters dat op veilige afstand in een andere boom hun nest maakt. Jongen hebben we ook nog nooit gezien, waardoor we veronderstellen dat het een bejaard koppel betreft dat niet meer in staat is zich te reproduceren. Mochten ze een bepaald jaar wegblijven en niet meer te zien zijn, dan zullen we ze wel missen.
Wat was de meest fascinerende ontdekking tijdens jouw onderzoek voor het boek?
Wat mij het meest getroffen heeft tijdens mijn opzoekingswerk was niet zozeer dat kraaiachtigen intelligente en slimme vogels zijn. Daar was me al redelijk wat van bekend, hoewel niet in detail.
Dat ze een respectabele leeftijd kunnen bereiken was nieuw. De Romeinen beweerden al dat ‘ het leven van een mens korter is dan dat van een kraai’. De gemiddelde leeftijd van een Romein was in die tijd allicht een stuk lager dan heden ten dage. Het internet leert me dat de gemiddelde leeftijd van raven 21 jaar is. In gevangenschap is dat beduidend hoger. Het groot aantal sterfgevallen op jongere leeftijd brengt uiteraard de gemiddelde leeftijd naar omlaag. Geweten is dat een raaf in de Tower te London de leeftijd bereikte van 44 jaar. Een viertal artikels uit toen gerespecteerde kranten uit de 19de en 20ste eeuw geeft melding van raven die werden gevangen of geschoten en de leeftijd bereikten van 72, 91, 120 en 69 jaren. De vogels droegen een ring waarop telkens een jaartal werd vermeld toen ze werden geringd.
Welke rol speelt het volksgeloof heden ten dage nog als het gaat om onze houding tot de kraaiachtigen.
Raven en kraaien roven kleine vogeltjes, ze produceren een akelig geluid, ze werden geassocieerd met heks en duivel en hebben bovendien hun kleur niet mee. Kortom, het zijn bandieten en smeerlappen. De kauwenbende rond de kerktoren is een zootje ongeregeld. Eksters delen van dezelfde brokken en krijgen het even hard te verduren. Als natuurgids krijg ik geregeld de opmerking: er zijn er te veel van. Gelukkig denkt niet iedereen er zo over. Het zijn, aan de andere kant, sociale, slimme, intelligente dieren. Het valt uiteraard niet te ontkennen dat ze soms wel eens schade toebrengen. Zoals de pruimelaar van de buurman die bezoek krijgt van de plaatselijke kauwenbende. Nog voordat de vruchten rijp zijn worden ze aangepikt met het gevolg dat ze waardeloos hangen te rotten. In dat geval is het te begrijpen dat men de vogels verwenst.
Welke kraaiachtige heeft jouw grootste sympathie?
Voor mij zijn kauwen sympathieke vogels. We zien ze hier iedere dag, vooral om en rond voornoemde ceder. Ze wonen en broeden in de gaten en spleten van de kapotte beuken in een naburig park van een kasteeldomein. Het is telkens fascinerend hoe ze vliegen in de stormwind. Ze hebben er duidelijk plezier in om de uitdaging van de storm aan te gaan. Hoe harder het waait, hoe leuker blijkbaar. Hun spel in de wind heeft duidelijk geen ander doel dan het plezier dat ze er aan beleven. Soms denk ik: ik zou er wel eens aan willen deelnemen en bij de groep behoren. In het kader van de uitgave van het boek was er ook een bezoek aan een kauwenslaapplaats in een naburig natuurgebied. Het betreft een 300 à 400 kauwen. Leuk is het om te zien hoe kleine groepjes bij valavond vanuit diverse richtingen komen aanvliegen. Voor het slapengaan is er een gekrakeel van jewelste. Telkens neemt het enige tijd in beslag tot ieder zijn plaats gevonden heeft. Bij het minste gerucht of onraad vliegen ze nog eens luidruchtig op alvorens zich terug op de takken neer te zetten.
Met dank aan Johan Boussauw, auteur van de boeken Raven en kraaien, eksters en gaaien en De wonderlycke historie van kikkers, padden en salamanders.