In dagblad Trouw lees ik een interessant artikel: in Wallonië wil de regering ongeveer vierduizend kilometer aan heggen en houtwallen aanplanten. En het lijkt erop dat ook in Vlaanderen en Nederland de geesten rijp worden voor de stoffering van ons landschap met deze oeroude elementen. Dat vind ik goed nieuws, want na het lezen van het boek Caspar loopt werd ik heen en weer geslingerd tussen hoop en moedeloosheid. Op de ene bladzijde las ik over initiatieven gericht op behoud van biodiversiteit en de kwaliteit van ons landschap, terwijl ik al een alinea verder soms over het tegendeel las.
Tot ongeveer halverwege de twintigste eeuw werd haast elke akker en weide omzoomd door een heg of houtwal. Meidoorn, sleedoorn, vlier, wilg, els en andere bomen en struiken vormden brede hagen. Het vee vond er op zomerse dagen schaduw, in de herfst werd er hout geoogst voor in de kachel en de hout van wilgen werd op allerlei manieren toegepast. Dat dit soort hagen ook nog eens heel belangrijk zijn voor de biodiversiteit op het platteland, staat buiten kijf. Wie in het voorjaar wel eens een bezoek heeft gebracht aan de Brenne of Bourgondië die zal het beamen. Het wemelt er van de zangvogels als grauwe gors, cirlgors, zwartkop, grasmus, nachtegaal, boomleeuwerik en roodborsttapuit. Ook vogels als patrijs, grauwe klauwier en zomertortel hebben baat bij dit soort landschap.
Helaas zijn de heggen langzaam maar zeker uit ons landschap verdwenen. Hoe dat is gegaan en nog gaat, lees je in het boek dat ik hierboven al noemde: Caspar loopt. In de jaren zeventig was de ruilverkaveling de grote oorzaak. Percelen werden samengevoegd en de noodzaak om akkers en weilanden door een haag te scheiden verviel daarmee. De toepassing van prikkeldraad was voor veel boeren ook een stap ‘voorwaarts’. Prikkeldraad behoeft veel minder onderhoud en is dus veel goedkoper. De weinige hagen die deze eerste slag overleefden staan nu ook onder druk. Ondanks bepalingen dat hagen zomaar niet mogen worden verwijderd, hebben boeren daar wel iets op gevonden. Vaak gaat het zo:
Een haag moet worden gesnoeid. Niet alleen overtollige takken worden verwijderd, maar ook een paar bomen en struiken. Het volgende jaar worden nog een paar bomen verwijderd en de daaropvolgende jaren ook. Net zo lang tot er een zielig haagje overblijft, deze bomen ook tegen de vlakte gaan en tot slot niemand weer weet dat er ooit een haag stond. Soms hebben boeren de verplichting een verwijderde haag elders te compenseren door daar een nieuwe haag aan te leggen, maar die nieuwe stukken haag zijn vaak niet meer dan een schaamlap. Wat overblijft zijn industriële weilanden en akkers. Puur gericht op productie, vaak nog met toepassing van chemicaliën en kunstmest ‘van buiten’ ook. En het refrein blijft: niemand die zich de ‘goede oude tijd’ nog herinnert en dus ook niemand die nog in verzet komt.
Terug naar Wallonië. Klimaatverandering bracht de Waalse regering ertoe om na te gaan in hoeverre de aanplant van heggen een positieve rol kunnen spelen. De hagen nemen CO2 op en halen fijnstof uit te lucht. Dat de hagen ondertussen ook nog eens goed zijn voor de biodiversiteit is natuurlijk mooi meegenomen. Vandaar dat de Waalse bevolking enthousiast reageerde op de plannen. Boeren en burgers zien het wel zitten en er stromen meer subsidieaanvragen voor de aanleg van hagen binnen dan ooit te voren.
In Nederland worden de plannen en voornemens in Wallonië met veel belangstelling gevolgd. Er is zelfs al een Nationale Bossenstrategie in ontwikkeling waarin ook de aanleg van hagen wordt opgenomen. En de Postcodeloterij steunt Plan Boom. En dan is er nog de stichting Trees for All, die CO2-compensatieprogramma’s uitvoert. Ten slotte moet ook nog de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap worden genoemd, dat een Deltaplan voor het Landschap heeft ontwikkeld. Dat plan leek twaalf jaar geleden werkelijkheid te worden, maar toenmalig staatssecretaris Henk Bleker gooide roet in het eten. Welke studie over de natuur in Nederland ook lees, overal kom ik deze CDA-prominent tegen en zelden tot nooit in positieve zin. Wat dit bio-vandalisme met christelijke politiek te maken heeft, is me een volstrekt raadsel.
Ondertussen heb ik nog een reden om het landschap eens flink te stofferen met brede hagen: het lawaai van verkeer en industrie, maar vooral van het verkeer. Ik kan werkelijk nergens in de Alblasserwaard wandelen of fietsen of ik hoor autoverkeer razen. Een paar rijzen hagen tussen provinciale wegen, snelwegen en dorpen smoren het voortdurende geraas. In elk geval in de zomer, wanneer de hagen in blad staan. In een regio als de Alblasserdam is dan wel meteen een dilemma geboren: met hagen behaag je talloze akkervogels, maar geen weidevogels als grutto en tureluur. Die blieven onbelemmerd uitzicht. Hoe moet je dat nou weer plooien?
Misschien is daarbij de oplossing wel onderscheid te maken tussen weilanden waar je echt geen weidevogels in wilt hebben, omdat de legsels vanwege de manier van landbouw bedrijven toch kansloos zijn. Deze akkers zouden omringd kunnen worden door hagen. En weilanden die natuur-inclusief worden beheerd, zouden dan optimaal ingericht kunnen worden voor de weidevogels, dus zonder hagen, of hooguit hier en daar een struik of boom.