wilde verhalen lucy cooke e

Recensie: Wilde verhalen, Lucy Cooke

Vanaf het moment dat mensen begonnen te reflecteren op het leven, dachten ze na over de wezens om hen heen. Na het lezen van het even meeslepende als vermakelijke boek Wilde verhalen van meesterverteller Lucy Cooke, zul je concluderen dat zelfs de grootste wijsgeren behoorlijke fantasten konden zijn. Dat boerenzwaluwen in de modder overwinterden is dan nog een van de meest onschuldige verklaringen uit de oudheid. Maar al die fantasie heeft één voordeel: je kunt er heerlijk om lachen. Zeker wanneer een meesterverteller er mee aan de slag gaat. En ik verzeker je, dit boek is in dit opzicht heerlijk leesvoer.

Het zijn niet de minsten die Lucy Cooke op de hak neemt. Aristoteles, de ouwe Griekse wijsgeer. En zijn latere leerling, Plinius de Oudere. Of wat te denken van de even eigenwijze als autoritaire Franse naturalist Georges-Louis Lecler, Comte de Buffon? Hij wordt door Lucy Cooke als de grootste zondaar aangemerkt. Hij was het immers die de mens aan dieren spiegelde om vervolgens een moreel oordeel over ze te vellen. Een gewoonte trouwens die tot ver na de Verlichting voortleefde. Die Comte de Buffon is trouwens ook de ster van Wilde verhalen. Geen mooier spiegel dan eentje die én autoritair is én in het licht van het heden ‘een beetje dom’.

En dan waren er nog de bestiaria, Middeleeuwse volksverhalen over dieren. Alleen de Bijbel verkocht toen beter. Nu stonden die bestiaria vol met seks en zonde, dus ‘de monniken die ze voor de kerk overschreven en illustreerden, zullen ervan gesmuld hebben.’ Die bestiaria werden bevolkt door de meest bizarre dieren. Een wezel die via haar bek bevrucht wordt, maar bevalt via het oor. Of wat te denken van de bizon die de jagers van zich afschudt door een scheet te laten, zo smerig, dat zijn belagers zich gedwongen voelen verbijsterd de aftocht te blazen. Of de hertenbok die zijn penis verliest tijdens het al te fanatiek botvieren van de vleselijke geneugten. Je merkt het al. Onze Middeleeuwse voorvaderen hadden nogal de neiging vrome lessen te trekken uit het dierenrijk. De dieren, schepselen Gods, hadden immers hun onschuld niet verloren, in tegenstelling tot die ene tweevoeter. Prima voorbeelden dus voor ons mensen.

Maar goed. In Wilde dieren staat een aantal iconische dieren centraal. Lucy Cooke verstaat de kunst de verhalen en verklaringen uit de oudheid te verweven met wetenschappelijke ontdekkingen van recenter datum. Dat spiegelen van teksten levert hilarische verhalen op. Droge humor die je onverbiddelijk aan het lachen brengen. Britse humor behoort tot de beste ter wereld. En dat blijkt maar weer uit dit boek. Dit is bepaald geen gortdroog natuurboek.

Het begint al meteen met die fantastische vis die ik eerlijk gezegd in een grijs verleden maar wat graag aan de haak sloeg (of in mijn fuik aantrof): de paling. Aristoteles piekerde zich suf over dit dier. Hoeveel exemplaren hij ook opensneed, geen spoor van geslachtsorganen. Eeuwen later organiseerden Italiaanse wetenschappers een ware queeste naar het voortplantingsgedrag van deze glibberige vis. Het welslagen van deze queeste was zelfs van nationaal belang! Helaas, de Italianen waren uiteindelijk niet de ontdekker van het geheim van de paling. Overigens, niemand minder dan Sigmund Freud begon zijn wetenschappelijk carrière met een frisse opdracht: de testikels van de paling te vinden. Niet voor niets dat Lucy Cooke zich hardop afvraagt of deze – vergeefse – zoektocht en het dag na dag opensnijden van fallusvormige vissen, Freuds latere theorieën over de fase van de penisnijd in de menselijke psychoseksuele ontwikkeling heeft beïnvloed.

Nog zo’n bizar verhaal: in de oudheid dacht men serieus dat bever zich overgaven aan zelfcastratie. Zodra een bever zich belaagd wist door een jager, knaagde hij zijn testikels af en wierp die voor de voeten van de jager. Serious stuff! Over beverballen deed ik overigens wel een schokkende ontdekking: veel vanille in zoetigheid blijkt geen echte vanille te zijn, maar een extract van de olieachtige bruine anale afscheiding van de bever! Eet smakelijk.

De luiaard uit de oerwouden van Zuid-Amerika had andere problemen aan zijn hoofd. ‘De beklagenswaardige luiaard is wellicht het enige schepsel dat door de natuur werd benadeeld,’ oordeelt Comte de Buffon. Pech had het beest, omdat het naar een van de zeven meest verdorven eigenschappen was vernoemd. Het dier werd beschouwd als de laagste aller diersoorten. Dat de luiaard als geen ander dier aangepast is op een leven hoog in boomtoppen, dat kwam in de hoofden nog niet op.

De hyenia is ook nog zo’n ongelukkig dier. Gelukkig hebben al die schepselen geen enkel benul van de oordelen die men in het verleden over ze velde. Maar of het tot het verleden behoort om negatief over dieren te oordelen? Filmproducent Walt Disney schilderde de hyena in The Lion King af als zielige idioten. Het tegendeel is waar: hyena’s zijn de knapste koppen van de savanne. Maar helaas, ook met de geslachtsdelen van de hyena’s is iets bijzonders aan de hand. Vandaar dat deze dieren in vroeger tijden geassocieerd werden met homoseksualiteit. En gezien de commotie die dit verschijnsel in bepaalde kringen nog altijd teweeg brengt, kun je je indenken hoe men in vroeger tijdens over hyena’s dacht! Over homoseksualiteit en seksuele uitspattingen gesproken: pinguïns, hoe schattig ook, blijken dé schuinmarcheerders van het dierenrijk. De paartijd op Antartica is zo kort dat de hormonen als een razende in de pinguïnlijven gieren. En paren doen ze dan zo ongeveer met elk object dat ze tegenkomen, zelfs met dode, diep ingevroren pinguïns. De eerste rapporten die over dit gedrag werden geschreven lagen tientallen jaren met het stempel ‘geheim’ in een dossierkast. De onderzoekers hadden ze met rode oortjes geschreven en beschaamd verstopt.

Over één dier wil ik het nog hebben, en dat is de vleermuis. Ook geen gelukkig schepsel. Zijn tronie doet duivels aan en dus werd dit fraaie dier geassocieerd met de vorst der duisternis. Op Youtube wemelt het van de filmpjes waarin mensen hysterisch worden bij het zien van een vleermuis in huis. Waanzin natuurlijk, maar het is allemaal terug te voeren op het dubieuze imago van de vleermuis. Maar ja, in vroeger tijden waren vleermuizen de boodschappers van de dood. Die wilde je natuurlijk liever niet in je huis ontvangen. Een opmerkelijk verhaal is dat van een of andere geflipte wetenschapper in Amerika die tijdens de Tweede Wereldoorlog het idee had om honderdduizenden vleermuizen te voorzien van een brandbom. De vleermuizen zouden hun bommen boven Japanse steden droppen om al doende zonder al te grote menselijke verliezen de oorlog te beslechten. Niemand minder dan president Rooseveld gaf toestemming voor dit dollar-verslindende onderzoek. Wat natuurlijk faliekant mislukte. De atoombom bleek stukken effectiever.

Verder passeren in Wilde dieren de revue: gier, kikker, ooievaar, nijlpaard, eland, panda en chimpansee. Hilarische verhalen die ik met veel plezier heb gelezen. Ik zou het boek wel willen overschrijven, maar dat gaat me iets te ver. En de uitgever waarschijnlijk ook.

Wilde dieren / Lucy Cooke / de Geus / als hardcover en als e-book