Schol, een van de favoriete zoutwatervissen in ons land. Met de haring en tong de paradepaardjes van de visserijsector. De visafslag van Urk is er groot mee geworden. Maar hoe gedraagt de schol zich in de Noordzee? Hoe leeft hij en hoe reageert hij op al die visserijdrukte die hem belagen? De biologen Roelke Posthumus en Adriaan Rijnsdorp schreven een biografie over deze befaamde platvis en de Nederlandse visserij: Schol in de Noordzee.
De Noordzee. Daar begint het allemaal. Al eeuwenlang, zeg maar gerust millennialang, vissen de bewoners van haar kusten op de vissen die in deze uitloper van de Atlantische Oceaan leven. Lange tijd viel er niet te vissen, want in de ijstijden stond de Noordzee droog en liep je zo naar Engeland. De vele fossielen die je nu aan het strand van de Maasvlakte kunt vinden getuigen van deze periode. Maar toen smolt het ijs, steeg de zeespiegel en liep het land tussen vasteland en Albion onder. Het water werd zout en een nieuwe voedselpiramide werd geboren. Algen voeden zich in de bovenste waterkolom met zonlicht, plankton voedt zich met algen, vissen als haring worden vet van de plankton, roofvissen voeden zich met haring. En de platvissen dan? Die arme schollen die zelden naar boven zwemmen (hoewel ze dat uitstekend kunnen)? Die voeden zich met dieren die in en op de bodem leven. Ze grazen de staarten van zeepieren af. Of slokken een zee-egeltje op.
En zo komen we bij de schol. Een bijzondere vis. Want als baby staat het lijf nog gewoon rechtop zoals bij een zeebaars of lipvis. Na een paar weken draaien de ogen en het lijf en krijgt de schol zijn platte lijf. En dat platte lijf houdt hij tot zijn dood. En met dat platte lijf verstopt hij zich in de zanderige bodem en wacht daar op een hapje dat voorbij komt. Wat ik niet wist, is dat schol van ijskoude winters houdt. Warm water mijdt hij als de pest, zo lees ik in Schol in de Noordzee. Dat heeft te maken met de onverzadigde vetzuren in zijn lijf. Die blijven ook in koud zeewater soepel en maken de celmembranen zelfs sterker. Jonge schollen groeien massaal op in ondiepe wateren als de Oosterschelde en de Waddenzee, maar als het water daar in de zomer te warm wordt, dan vluchten de jonge schollen massaal naar het diepere water in de Noordzee.
De kwestie van de watertemperatuur komt een aantal keer terug in Schol in de Noordzee. De strenge winters van 1963 en 1985 leverden topjaren op voor de visserij. Nu snap je waarom. Schollen houden van kou. Maar na een topjaar voor de visserij, stort de stand vaak al snel weer in. Terwijl men eeuwenlang dacht dat de zee een oneindige voorraad vis had, ontdekte men begin van de twintigste eeuw het tegendeel. Overbevissing bestaat wel degelijk en vanaf dat moment staat het onderzoek naar de populaties vis in de Noordzee op de agenda van elke overheid. Waarbij het onderzoek en de overheidsmaatregelen vaak met argusogen worden bekeken door de vissers zelf. Vissers die quota’s nog wel eens willen ontduiken door zwarte vis aan land te brengen. Er is wel eens een CDA-minister om afgetreden.
De laatste tijd staat de scholvisserij weer volop in de politieke belangstelling. De Nederlandse vissers hebben namelijk een noviteit: de pulskor. Daarbij wordt de schol niet door een ketting omhoog het net in gejaagd, maar krijgt ze een elektrisch schokje. De vis voelt de schok, zwemt omhoog, zo het net in. Het voordeel is dat de visserij minder brandstof kost en dat de zeebodem en het aanwezige leven minder wordt beschadigd. Ooit vroeg de Nederlandse overheid zelf een verbod aan voor deze methode, maar nu doet diezelfde overheid juist verwoede pogingen om via de politieke achterdeur de pulskor toe te staan. En dat zet kwaad bloed bij andere landen. Zo is de visserij onderdeel van een fijn politiek steekspel waar elke vissende natie zich tegen aan bemoeit.
Als geboren Zeeuw bracht ik vele uren door op en aan de Oosterschelde. We visten, zwommen en staken zeepieren voor de vissers. Als bijverdienste. ‘Wat in je emmer ligt, dat heb je en wat niet in je emmer ligt, daarvan is niet zeker dat je het zult krijgen, dus grijpen wat je grijpen kunt,’ luidde het adagium tijdens het pieren steken. Een goed plekje kiezen en spitten maar. En wat lees ik in Schol in de Noordzee?De econoom Scott Gordon formuleerde al in 1954 de tragedy of the commons: ‘Een in zee zwemmende vis heeft voor een visser geen waarde, want er is geen enkele garantie dat deze er morgen nog is, als hij hem vandaag niet vangt.’ Oftewel: wie garandeert dat een ander niet hebberiger is dan jij? Je moet grijpen wat je grijpen kunt. Het klinkt als de natuurwet van de Noordzee. Deze mentaliteit staat haaks op de waarden spaarzaamheid en gezamenlijk beheer. Als we die waarden in het vaandel van de visserijkotters kunnen hijsen, heeft de visserij op schol en andere vissen nog een mooie toekomst. Maar als het adagium is en blijft ‘grijpen wat je grijpen kunt,’ dan kan het wel eens snel gedaan zijn met de visserij.
De Noordzee is allang geen onuitputtelijke bron meer, benadrukken de auteurs van Schol in de Noordzee. Alle reden om dit prachtige natuurgebied op een duurzame manier te exploiteren. Met respect voor het onderwaterleven en met oog voor de toekomst. Schol die op deze wijze wordt gevangen smaakt extra goed. Dat hebben de auteurs goed gezien!
Nog even iets over Schol in de Noordzee in het algemeen: Meer dan 240 pagina’s telt het boek, maar wat leest het boek ‘glad weg’. De auteurs zijn erin geslaagd een heel soepele pen te hanteren. Denk niet dat dit een gortdroog boek is. Het leest als een trein en iedereen die op welke manier ook maar iets heeft met vis uit het zoute zou het moeten lezen (en zou het ook moeten kunnen lezen).
Schol in de Noordzee / Roelke Posthumus en Adriaan Rijnsdorp / Atlas Contact / als paperback en e-book