Recensie: Pocketatlas van afgelegen eilanden, Judith Schalansky

Judith Schalansky groeide op met een atlas. De lijnen, kleuren en namen in de atlas fascineerden haar zo, dat ze voortdurend op reis was. Hoewel ze gewoon thuis was, waren haar gedachten ver weg. Ze dreven overal naar toe, ook naar vijftig eilanden waarvan ze zeker wist dat ze die nooit zou bezoeken, zo afgelegen liggen ze. Maar wat doet een schrijver van literatuur? Die gaat op zoek naar wonderlijke verhalen over de eilanden en publiceert ze in een even wonderlijk boek: de Pocketatlas van afgelegen eilanden. Werkelijk een beauty van een boek!

 

 

 

Grenzen op de continenten geven in een atlas niet meer aan dan wie over welke kleurvlekken tijdelijk het beheer voert. Dat vind ik een schrandere waarneming van Judith Schalansky. Die grenzen zijn slechts kunstmatig, door mensen getrokken. Wie zich dit realiseert zal zich niet al te lichtvaardig overgeven aan overdreven nationalistische stemmingen. De atlas toont echter ook aan dat de natuur niet tot staatseigendom gemaakt kan worden. De natuur is over alle door mensen getrokken grenzen heen vergelijkbaar. Ook hier past een relativering: ook de kaarten in de atlas leggen de natuur aan banden door op genadeloze wijze de grote verscheidenheid van de reële geografie te generaliseren.




Een boekwerk van haar professor typografie maakte haar bewust van het bestaan van eilanden die zo ver van hun moederland gelegen zijn, dat ze niet op de nationale kaarten passen. De eilanden zijn vaak niet meer dan voetnoten van het vasteland, een beetje overbodig dus. Maar dat is ook een kwestie van perspectief. De inwoners van Paaseiland beschouwen hun geboortestreek als de navel van de wereld. Daar kun je vanuit het perspectief van Chili heel wel anders over denken.

En zo komen we aan bij de vijftig eilanden die centraal staan in de Pocketatlas van afgelegen eilanden van Judith Schalansky. Veel mensen hebben romantische ideeën bij zulke eilanden, maar Judith Schalansky tekent hierbij aan dat ze zowel het paradijs als de hel kunnen zijn. Of een gevangenis, omsloten door de monotone, onoverkomelijke muren van een hardnekkig aanwezige zee. Er kunnen op die eilanden afschuwelijke ziektes uitbreken, gruwelijke daden worden gepleegd of ecologische rampen in gang worden gezet. Het paradijs of de hel, en soms beide. Dat soort van kwalificaties zijn vaak aanleiding voor de meest wonderlijke verhalen. En precies die wonderlijke verhalen brengt Judith Schalansky in haar wonderschone Pocketatlas van afgelegen eilanden samen.

Laat ik eerst nog iets schrijven over de vormgeving. Die is wonderschoon, zo laat zich al raden. De feloranje kaft springt er heerlijk uit. Alle eilanden worden als in een echt atlas afgebeeld, compleet met hoogtelijnen. En die eilanden drijven op een pagina zo blauw als een tropische zee maar zijn kan. Dat is nog eens mooi gevonden.

Dan de eilanden. Neem Saint Kilda, onderdeel van het land dat zich ooit als de navel van de wereld beschouwde: het Verenigd Koninkrijk. Het ligt ten noordwesten van Schotland in de Atlantische Oceaan. Dat het geen paradijselijk oord is, blijkt uit het verhaal. In de negentiende eeuw sterft twee derde van alle pasgeboren kinderen. Een vreemde wiegendood die het eiland in haar greep houdt. ‘Het is de voorzienigheid van de Almachtige,’ prevelen de eilandbewoners. Verder hoort het eiland toe aan het vogelvolk dat op een paar hoge rotsen aan de uiterste rand van het eiland huist.

Dan de Cocoseilanden, Australisch grondgebied. Daar ligt in de negentiende eeuw de Beagle voor anker in de lagune. Charles Darwin dwaalt over de eilanden en verzamelt exemplaren van flora en fauna. Overal wemelt het van de heremietkreeften en tussen de vloed- en eblijn gedijen de velden van teer vertakte koralen. Jaren later schrijft Darwin: ‘De boom des levens moet misschien wel het koraal des levens worden genoemd.’

Een heel ander verhaal kleeft aan het eiland Howland, midden in de Stille Oceaan. Amelia Earhart wil iets wagen dat nog niemand is gelukt: als eerste mens met een vliegtuig de aarde omcirkelen waar haar omvang het grootst is. Voor de kust van Howland worden ze opgewacht door een kotter van de Amerikaanse kustwacht die haar zal voorzien van nieuwe voorraden. Het eiland is zo klein dat een wolk voldoende is om het aan het gezicht te onttrekken. Amelia Earhart is vlakbij, maar op de kotter speuren ze met veldkijkers de horizon af. Ze zenden signalen uit, maar de ether antwoordt niet. ‘Vlak achter de datumgrens verdwijnt Amelia Earhart op haar vlucht naar gisteren. De oceaan zwijgt.’

De Pocketatlas van afgelegen eilanden van Judith Schalansky leest als een roman, maar is in werkelijkheid geen roman. Het zijn vijftig verhalen uit de wereldgeschiedenis, verbonden aan eilanden die zo ver afgelegen zijn, dat maar weinigen ze ooit zullen bezoeken. Is het ene eiland het paradijs, het andere is als de hel. Geen voedsel, geen zoet water, binnen de kortste keren kom je om en niemand die je vinden zal. Die verhalen zijn literaire hoogstandjes op zich. Ze voeren je gedachten naar ongedachte oorden en gebeurtenissen. Ze brengen je in aanraking met veraf gelegen natuur die soms allang is verwoest, door atoomproeven bijvoorbeeld. En hoewel sommige eilanden onbewoonbaar zijn, nestelt zich in elk verhaal een soort van weemoed. Een weemoed naar een andere tijd, een andere plek, een nieuwe wereld.

Pocketatlas van afgelegen eilanden / Judith Schalansky / Signatuur / paperback