Recensie: De oorsprong van (bijna) alles, New Scientist

Wat een ontzettend leuk boek heb ik al wekenlang op mijn boekenplank liggen. De oorsprong van (bijna) alles, geschreven door de redactie van het populair-wetenschappelijk tijdschrift New Scientist. Een boek voor wie houdt van een semi-wetenschappelijk boek. Een boek over de oorsprong van alles, hoewel, alles? Dat is wel heel erg veel. Nu ja, het zet in bij de oorsprong van het heelal en drijft je vervolgens langzaam maar zeker voort in de richting van een recente uitvinding: de geschiedenis van het internet. 

Niemand minder dan de beroemde wetenschapper Stephen Hawking (onder andere bekend door zijn boek Een korte geschiedenis van de tijd) schreef speciaal voor de Nederlandse editie het voorwoord in De oorsprong van (bijna) alles. Hij zet in bij het Boshongo-volk uit Centraal-Afrika. Volgens dat volk was er vóór ons alleen duisternis, water en de grote god Bumba. Op een dag had Bumba last van zijn maag en braakte de zon uit. De zon verdampte wat van het water en er bleef land over. Helaas, de buikpijn duurde voort en de arme Bumba braakte nog wat zaken uit: de maan, de sterren, het luipaard, de krokodil, de schildpad en tenslotte de mens.

Een zin verder en we belanden bij een heel ander verklaringskader: de wetenschap. De ontdekking van de uitdijing van het heelal bleek van van de belangrijkste ontdekkingen ooit. Het heelal dijt nog altijd uit, maar hier en daar blijven kleine lokale variaties over. Daaruit ontstaan en ontstonden sterrenstelsels, sterren en zonnestelsels. En daarmee belanden we bij het eerste hoofdstuk in De oorsprong van (bijna) alles. Het hoofdstuk over hoe het allemaal is begonnen.

In dit eerste hoofdstuk wordt gezocht naar het ultieme begin, de zogenaamde oerknal. In een kader worden alternatieve verklaringen verkend, maar die resulteren in een nog lastiger te begrijpen theorie: dat het heelal helemaal geen begin had. Nog moeilijker te begrijpen dan dat het heelal uit het niets is ontstaan. Maar ook de vraag naar hoe je iets krijgt uit niets komt ter sprake. In heel begrijpelijke taal trouwens. Je moet natuurlijk wel een beetje gewend zijn aan populair-wetenschappelijke taal. Ben je dat, dan leest De oorsprong van (bijna) alles als een trein.

Elk hoofdstuk is een vraag. Waaruit bestaat materie? Waar komen meteorieten vandaan? Waarom heeft de aarde land en zee? Waarom heeft de aarde een lekker luchtje? Hoe heeft complex leven zich ontwikkeld? Krijg overigens niet de verkeerde indruk dat De oorsprong van (bijna) alles louter over natuurkundige, astronomische en geologische zaken handelt. Gaandeweg het boek komt onze eigen leefwereld steeds dichterbij. En dat mondt dan weer uit in vragen als: Waarom maken we vrienden? Wanneer zijn we goden gaan aanbidden? Hoe klonk de eerste muziek? Hoe hebben we niets ontdekt? Om in het laatste hoofdstuk weer verder te kijken dan onze eigen wereldbol: Hoe hebben we de ruimte veroverd?

Ik heb De oorsprong van (bijna) alles met buitengewoon veel plezier gelezen. Of beter gezegd: ik blijf er met veel plezier in lezen. Want om dit boek nu in ene keer achter elkaar uit te lezen… Ik geef de voorkeur aan een gespreide lezing. Telkens een hoofdstuk dat ik interessant vind. Zo ontdek je nog eens iets. Kleurige schema’s en tekeningen brengen lucht en overzicht in de wetenschap. De kaders in de hoofdstukken beschrijven interessante doordenkertjes. In het hoofdstuk Wat was de eerste gekookte maaltijd? wordt in het kader bijvoorbeeld stilgestaan bij de Maillardreactie. De reactie tussen suikers en amonozuren die de bruine componenten produceert die vlees, toost, koekjes en gefrituurd eten zo heerlijk maken. De auteurs voegen er maar een toe: het gekke is dat deze reactie het eten, en vooral vlees, minder verteerbaar maakt. Het vernietigt bovendien voedingsstoffen en produceert allerlei kankerverwekkende stoffen. En toch houden wij mensen ervan. En mensapen ook.

Eet smakelijk en veel leesplezier met De oorsprong van (bijna) alles.

De oorsprong van (bijna) alles / New Scientist / gebonden