Recensie: Het nieuwe vogels kijken, Kester Freriks

9200000060487003Lieve help, ik moet bekennen dat ik niet eerder een boek van Kester Freriks las. Sterker nog, ik hoorde vorige week pas van zijn bestaan. In de Tros Nieuwsshow vertelde hij bevlogen over zijn nieuwe boek Het nieuwe vogels kijken. En nu ik dat boek heb gelezen, kan ik daar met een gerust hart aan toevoegen: schrijven doet hij al even boeiend.

button (1)

 

 

 

Kester Freriks is een veelzijdig schrijver. Hij schreef romans, natuurboeken, boeken over Indië en Indonesië waar zijn roots liggen. En ondertussen recenseert hij ook theater en Scandinavische literatuur voor NRC Handelsblad. Freriks publiceerde eerder natuurboeken over de wildernis in Nederland, over de schoonheid van het Waddengebied en over de valk. Het meest intrigerend vind ik de vogelgids Vogels kijken waarin hij alle driehonderd Nederlandse vogelsoorten beschrijft. En nu dus Het nieuwe vogels kijken, dat je kunt zien als een toevoeging aan zijn eerdere vogelgids. Want driehonderd Nederlandse vogelsoorten, dat zijn er ongeveer tweehonderd te weinig: de dwaalgasten die ons land na veel omzwerven hebben weten te bereiken. Dat die dwaalgasten menig hart sneller doen laten kloppen, bleek recent. Een bergheggemus bracht honderden vogelaars op de been. Met z’n allen naar de Maasvlakte. Landelijke dagbladen zetten het bericht prominent op hun website en zelfs het NOS Journaal vertoonde beelden van deze hype.




Freriks, zelf vanaf zijn jeugd vogelaar, heeft het begrip vogelaar in de loop van de tijd zien veranderen. Was een vogelaar een aantal decennia geleden iemand die het veld inging en genoegen nam met de vogels die hij of zij daar tegenkwam, tegenwoordig is een vogelaar iemand die gericht op pad gaat. Hij bereidt zich gedegen voor, kijkt op internet welke dwaalgasten er zijn gesignaleerd en gaat daar gericht op af. Soms waag ik me ook aan zo’n avontuur. De ene keer met succes, bijvoorbeeld toen de witkopgors zich wekenlang op Zuid-Beveland vertoonde. Maar meestal met minder succes, omdat ik de vogel simpelweg niet kan vinden. Vorige week nog was ik op jacht naar de provençaalse grasmus, maar ik bleek minstens een dag te laat. Die jacht met ongewisse uitkomst zorgt voor de juiste spanning. Freriks citeert in dit verband een fanatieke twitcher die het oude en het nieuwe vogels kijken vergelijkt:

‘Je kunt me geen vogelkijker meer noemen, want dat is een term die de professionals reserveren voor oude vrijsters en gepensioneerde Engelse kolonels die op hun gemak afwachten totdat de vogels naar hen toe komen. Ik ben een gedrevene geworden, een jager, kortom, een vogelaar.’

Freriks verbaast zich op ingetogen wijze over deze nieuwe vogelaars. Hij rept van records, evenementen, wedstrijden, jaar-, maand- en daglijsten. De moderne vogelaars pendelt heen en weer tussen sociale media en de meest uiteenlopende gebieden. Want een zeldzame vogel kan evengoed in een stadstuin opduiken als in een rustig natuurgebied. Het leven van een vogelaar is even dwaalziek als dat van de vogels die hij achtervolgt. Freriks vraagt zich af: ‘Is het herkenning, omdat wijzelf steeds meer onderweg zijn? Beseffen we dat landsgrenzen uitwisbaar zijn als potloodlijnen? Ook de sociale media en de toegenomen mobiliteit spelen een rol, zij het dat deze meer de condities scheppen om gericht op pad te gaan. De mooiste inhoudelijke duiding van de innerlijke beweegredenen van de nieuwe vogelaar is een van de motto’s voor in het boek, waar hij Noah Strycker, beroepstwitcher en auteur van Dat gevederde ding citeert:

‘Ik heb ongeveer 2500 vogelsoorten waargenomen en ben me steeds meer gaan realiseren dat het niet onze subjecten zijn, maar behoorlijk levendige, onvoorspelbare individuen barstensvol persoonlijkheid en energie.’

Wie ooit zelf getuige is geweest van een dwaalgast, die kent vast het voldane gevoel. Ooit zag ik zelf in De Rammegors op het eiland Tholen voor het eerst de zeldzame steppevorkstaartplevier. Wat een belevenis was dat. Ik zag hem pas toen hij opvloog en in Het Stinkgat even verderop neerstreek. Met tientallen vogelaars er achteraan! Voor Kester Freriks was het de sneeuwuil, in 1980, bij een gehucht in Friesland. ‘De uit IJsland, Siberië of Lapland afkomstige vogel had een reis van duizenden kilometers afgelegd.’ En even verderop:

‘De Sneeuwuil verscheen in mijn verrekijker en vanaf dat ogenblik meen ik de vogel daar altijd terug te zien, telkens als ik in Hemrik kom. Op haar geluidloze wieken vloog deze vogel ogenschijnlijk moeiteloos  van het hoge, ruige noorden naar vlak en onbekend land.’

Dat is wellicht ook datgene wat veel twitchers bewust dan wel onbewust fascineert: de vogeltrek. Uitgebreid verhaalt over hij over een van de meest mysterieuze fenomenen uit de natuur. Freriks laat de aantallen op zich inwerken: elke herfst is het weer raak: vijf miljard vogels verlaten het noorden van Europa en Azië en zetten koers naar de warme streken van het zuiden, naar landen met vruchten en insecten. Dachten onze voorouders nog dat boerenzwaluwen onder water, in de modder een winterslaap hielden, tegenwoordig volgen we de vogels met behulp van piepkleine chips. En zo ontdekten wetenschappers dat de Rosse Grutto liefst tienduizend kilometer kan vliegen, zonder op de grond te komen. Een week lang in de lucht. Is dat niet fascinerend?

Er valt veel te citeren uit de uitgebreide inleiding van Het nieuwe vogels kijken. Je verbaast je in elke alinea over het gedrag van de dwaalgasten, en niet alleen van de dwaalgasten trouwens. Ook ‘gewone’ soorten als de gierzwaluw en de kanoet doen ons verbazen. Maar die dwaalgasten, die fascineren elke vogelaar nog het allermeest. Ik heb niet eerder een vogelboek gelezen waarin de auteur zo trefzeker het gedrag van vogels én vogelaars weet te beschrijven. De ingetogen stijl brengt je op een kalme manier in vervoering. Mocht jij je als twitcher onbegrepen voelen, laat je geliefden de inleiding lezen. Ik ken die geliefden waarschijnlijk niet, maar ik acht de kans aanwezig dat ook zij na het lezen van Het nieuwe vogels kijken zich op een mooie dag naar een dwaalgast zullen spoeden.

Tot hiertoe schreef ik slecht over de inleiding. Eigenlijk is dat ‘slechts’ de aanloop naar dat veel belangrijkere: de tweehonderd dwaalgasten. Tweehonderdvijftien om precies te zijn. Zij vormen samen met de driehonderd uit Vogels kijken het aantal van ruim vijfhonderd vogelsoorten in de Lage Landen. De komende jaren zal zich vast nog een aantal nieuwe dwaalgasten melden. De eerste noemde ik hierboven al: de bergheggemus. Het nieuwe vogels kijken rolde van de drukpers toen de eerste bergheggemus in de Lage Landen zich meldde. Let op: deze vogelgids stopt niet bij de Nederlandse grens. Ook België deelt in de vreugde van het nieuwe vogels kijken.

Van een literator als Freriks mag je gepolijste taal verwachten. Elke dwaalgast wordt uitgebreid beschreven, met oog voor details. De beschrijvingen zijn geïnspireerd op eigen waarnemingen door Kester Freriks of beschrijvingen in andere bronnen. Ik heb een paar dwaalgasten opgezocht die ik zelf heb gezien. Tot mijn grote vreugde ook in deze vogelgids een pagina aandacht voor de rotgans, een van mijn favorieten. De zwarte rotgans in dit geval. Freriks gaat in op de verschijning van deze dwaalgast: ‘de flanken zijn overwegend wit met slechts een donkerder tekening van lijnen.’ En dan de witkopgors. Bij deze soort gaat Freriks uitgebreid in op het verschijnsel dat witkopgors en geelgors zich in een bepaald gebied in West-Siberië met elkaar kruisen. De zwartkopgors daarentegen, een paar maanden geleden gezien in een polder bij Ridderkerk, is een dwaalgast uit het zuiden. Hij schijnt vooral in het late voorjaar gezien te worden, aan de kust, van Terschelling tot Schouwen-Duiveland. Als laatste dwaalgast wil ik noemen: de poelruiter. Freriks munt bij de poelruiter een woord dat niet in de Van Dale voorkomt: de ‘rugwig’.  Welnu, bij de poelruiter is de lange, smalle en lichte rugwig het opvallendste kenmerk. Een gracieuze steltloper trouwens. Was je nog niet van het nieuwe vogels kijken, dan voor één keer een uitzondering maken als er weer eens een poelruiter in het land is, luidt mijn bescheiden advies.

Wat Het nieuwe vogels kijken ronduit bijzonder maakt, zijn de afbeeldingen. Bij elke dwaalgast is het portret afkomstig uit een negentiende eeuwse bron: de Iconographia Zoologica uit de collectie van de Artis Bibliotheek in Amsterdam. Een ware schatkamer van getekende en ingekleurde vogelplaten. En een bewijs dat vogelwaarnemers al vanaf het begin van het ontstaan van de natuurlijke wetenschap oog hadden voor detail én voor het feit dat vogels reizigers zijn. En wat zo wonderlijk is, schrijft Freriks: ‘Geen vogel zo zeldzaam of hij is neergestreken in de Artis Bibliotheek.’ Aangezien ook in zijn eerste vogelgids Vogels kijken de portretten afkomstig waren uit deze collectie, vormen ze een perfect tweeluik.

De vogeltrek is een groot wonder en even wonderlijk is het leven van de moderne vogelaar. Het nieuwe vogels kijken is in allerlei opzichten een verrassende vogelgids voor vogelaars en hun geliefden. Die ook nog eens voornaam uitgevoerd is als hardcover waarbij het grote oog van de rotskruiper je levensecht aankijkt. Eens vertoont ook deze dwaalgast zich weer in de Lage Landen. Zorg dat je er dan bij bent!

Het nieuwe vogels kijken / Kester Freriks / Athenaeum / hardcover

button (1)

al mijn recensies van actuele vogelgidsen