Na het lezen van Mijn leven in de wildernis van Miriam Lancewood bleef ergens in mij een restje jaloezie hangen. Dat wil ik best toegeven. In de wildernis leven, op de manier waarop Miriam en Peter dat doen in Nieuw-Zeeland, in één woord schitterend. Niet dat alles nu opgaat in romantiek, want het leven in de wildernis kan ook hard en saai zijn, maar toch. Zoals Miriam haar leven beschrijft, dat zou ook ik wel willen.
Miriam Lancewood kreeg ik Nederland bekendheid door de indrukwekkende documentaire met Floortje Dessing. Als je die nog niet hebt gezien, open de video dan meteen. Wel jammer dat je dan even van mijn website weg bent, maar wie weet zie ik je terug als je deze recensie wilt uitlezen. Voor als je het nog niet weet: Miriam werd als Mirjam geboren in de Achterhoek. Maakt een reis door India en ontmoet daar Peter die als een soort van boswachter over een natuurgebiedje waakt. Mirjam sluit zich bij Peter aan. Samen reizen ze door de Himalaya om uiteindelijk in Nieuw-Zeeland terecht te komen. Daar vormt Mirjam haar naam om tot Miriam, want die Nieuw-Zeelanders spreken haar Hollandse naam op een hoogst merkwaardige wijze uit. Miriam klinkt net iets beter. Samen trekken ze de bergen in om er te gaan wonen. Meestal in een tent naast een hut. Als het echt slecht weer wordt, dan schuilen ze in de hut. Maar liefst slapen ze in de tent. De hutten zijn vaak vergeven van ongedierte en dan kun je maar beter in je eigen tent slapen.
Ik ben nooit in Nieuw-Zeeland geweest, maar het moet er ronduit fantastisch mooi zijn. Zoals Miriam het landschap beschrijft, de bergen, bossen, watervallen, rotskusten, grotten, kliffen, het klinkt onbeschrijfelijk mooi. En helemaal in de wetenschap dat de meeste plekken nog nooit of hoogst zelden door mensen zijn bezocht. Daar ben je dus echt op jezelf aangewezen en die uitdaging gaan Miriam en Peter aan.
Boodschappen kopen ze in voor een aantal maanden. In het begin moesten ze het daar mee doen en vulden ze hun dieet aan met bessen en andere eetbare planten die ze rond hun tent vonden. Aangevuld met het vlees van zelf gevangen opossums. Dit zoogdier is niet inheems in Nieuw-Zeeland en wordt evenals ratten, hermelijnen en geiten als ongedierte beschouwd. Met dit in het achterhoofd, besluit Miriam, die daarvoor als vegetariër door het leven ging, dat het moreel te verdedigen valt om die dieren te vangen en te eten. Maar een wild dier heb je zomaar niet gevangen. Met pijl en boog dieren schieten klinkt avontuurlijk, maar je bent echt heel wat pagina’s verder in Mijn leven in de wildernis voordat de eerste geit het leven laat als gevolg van een pijl. Een jong geitje trouwens en Miriam moet iets overwinnen om het beestje te slachten. Want ook dat moeten ze zelf doen. Peter is daar gelukkig bedreven in. Later krijgt Miriam trouwens de beschikking over een geweer en dan sneuvelen er heel wat meer geiten. Vaak oude bokken, zo taai als leer.
Het leven in de wildernis doen Miriam en Peter in perioden van een aantal maanden. Langer of kortere tijd. Peter tovert op een van hun volgende tochten zakjes zaad te voorschijn en vanaf dat moment legt Miriam moestuintjes aan in de bergen. Tot overmaat van ramp kan het in Nieuw-Zeeland gigantisch regenen en dat betekent vaak het einde van het moestuintje. De lieflijke beek verandert plots in een woest bulderende stroom die alles op zijn weg vernietigt en tere plantjes als eerste.
Hoe moet je het leven noemen dat Miriam en Peter leiden daar in de wildernis? Autarkisch? Helemaal zelfvoorzienend? Romantisch is het niet hoor. Het leven in de wildernis is hard en vaak ronduit saai. Hard, want wat doe je als je ziek wordt? Als de malaria toeslaat bij Peter? Of als Peter gestoken wordt door wespen en hij Miriam opdraagt om een opening in zijn keel te maken voor het geval hij niet meer kan ademen? Ik verklap je alvast dat dat gelukkig niet nodig blijkt. Gelukkig krijgt het verhaal nergens een noodlottige wending. Als het langdurig regent, soms dagenlang achter elkaar en zonder noemenswaardige onderbrekingen, ligt het stel in de tent. Een boekje te lezen of bezig met een schaakspel. En ondertussen moet het vuur aanblijven en sprokkelen ze gedroogde takken. Je moet het maar kunnen. Wat me ook aansprak waren de alen die daar in het water leven. Dat is een soort wrede vis. Platte palingen die hun tanden in je vlees zetten zodra je in het water duikt. Het overkomt Miriam één keer, hilarisch om te lezen. En ondertussen wandelen ze maar door die bergen en de natuur. Soms dagenlang.
Daar staat tegenover dat ze af en toe hulp krijgen van andere mensen. Ene Paul die daar aan komt vliegen met zijn helikopter en die een hut wil bouwen in de bergen ver weg. Hij vliegt hen naar de locatie en brengt de materialen waarna ze de hut bouwen die Miriam en Peter mogen uitproberen. Of een rijk stel dat in een natuurpark een lap grond bezit met daarop een huis. Ze mogen er verblijven zo lang ze willen.
Ondertussen lees je in Mijn leven in de wildernis ook alles over de mijmeringen van Miriam en Peter over het leven, relaties, bezit en veel meer. Dat geeft het boek de nodige diepgang.
Ik heb Mijn leven in de wildernis met ontzettend veel plezier gelezen. Dat komt in de eerste plaats door het bijzondere verhaal en in de tweede plaats door de prettige schrijfstijl. Waarbij komt dat ik stiekem ook wel een beetje jaloers ben. In de wildernis leven, op plekken komen waren nooit eerder iemand is geweest, dat zou ik ook wel willen. Maar ja, ik heb een hypotheek en kinderen, en dan wordt het toch een beetje lastig. Dat ontdekten een van de personen die Miriam in de natuur ontmoette ook. En hij verhuisde naar de stad.
Verlang je naar een leven in de wildernis of wil je nader kennis maken met de Miriam Lancewood uit de reportage van Floortje Dessing, lees dan Mijn leven in de wildernis. Een heerlijk boek dat je menig uur leesplezier zal geven.
Mijn leven in de wildernis / Miriam Lancewood / Kosmos Uitgevers / als paperback en als ebook