Er ligt weer eens een natuurbijbel voor me. De kloeke uitstraling alleen al plaatst hem in het rijtje van standaardwerken als de Vogelatlas van Nederland en de Flora Zeelandica. Het is Het nachtvlinderboek dat voor me ligt, het eerste oorspronkelijk Nederlandstalige naslagwerk over nachtvlinders. Een must-have voor iedereen die zich bezighoudt met nachtvlinders.
Even een paar cijfers. In Nederland leven ongeveer 100 soorten dagvlinders. En er vliegen ongeveer 2.300 soorten nachtvlinders rond. Waarvan 900 macro- en dus 1.400 microvlinders. Het nachtvlinderboek beschrijft alle 900 macrovlinders in Nederland en België en beeldt deze ook nog eens in verschillende stadia af. In de inleiding legt Jeroen Voogt uit wat het verschil tussen micro- en macrovlinders is. Deze tweedeling is niet het resultaat van wetenschappelijk onderzoek, maar vooral van beoordelen van de afmetingen van de vlinders. Microvlinders hebben een spanwijdte van minder dan twee centimeter. Macrovlinders zijn de soorten met een grotere spanwijdte.
Mocht je jezelf afvragen waarom je nachtvlinders zou willen gaan onderzoeken, dan geeft dit standaardwerk meteen het antwoord. Omdat je letterlijk nooit genoeg krijgt van nachtvlinders! Er zijn er zoveel! Ik ontdekte dat zelf toen ik in contact kwam met Paul Kersten, een natuurliefhebber die vrijwel elke dag foto’s plaatst van nachtvlinders die hij in zijn omgeving vangt. Dan besef je pas hoe mooi de dieren van de nacht zijn. Ik raad je een bezoek aan zijn pagina op Facebook in ernstige mate aan.
Terug naar Het nachtvlinderboek. Helemaal toegesneden op de situatie in Nederland en België dus. En dan vind ik het aantal van 900 soorten verbazingwekkend groot.

In de inleidende hoofdstukken (die overigens opvallend toegankelijk zijn geschreven), lees je over een aantal algemene zaken. Zoals de vraag hoe je zelf nachtvlinders kunt bestuderen. Inclusief een recept voor een zoetig smeermiddel waarmee je nachtvlinders kunt lokken. Maar je leest ook over het voedsel van nachtvlinders (sommige soorten kunnen als imago helemaal niet eten en leven dan ook slechts een paar dagen). Of over het (op)kweken van nachtvlinders.
Hoe informatief ook, het gaat natuurlijk om de soortbeschrijvingen. Wat mij opvalt aan de soortbeschrijvingen zijn allereerst de duidelijke foto’s. Van rups en imago (het stadium waarin de vlinder volwassen is, oftewel: kan vliegen, hoewel een enkele nachtvlinder geen vleugels krijgt en dus nooit kan vliegen). De ene nachtvlinder wordt afgebeeld met twee grote foto’s. Eentje van de rups, eentje van de imago. Bij andere soorten is de fotogalerij een stuk groter met diverse afbeeldingen van rups en imago.
De soortbeschrijvingen zijn evenals de inleidende hoofdstukken heel toegankelijk geschreven. Ik kom vrijwel geen vaktermen tegen die alleen insiders begrijpen. Een héél enkele keer wel. Bijvoorbeeld in de omschrijving van de wegedoornspanner waar ik lees dat de rupsen ‘monofaag zijn op wegedoorn’. Wat niet anders betekent dan dat de rupsen enkel en alleen op wegedoorn gevonden worden. Maar echt, dit is een naslagwerk voor een breed publiek en de auteur is er bijzonder goed in geslaagd om de teksten toegankelijk te houden. Prettig leesbaar dus voor beginnende en gevorderde nachtvlinderaars.
De omschrijvingen gaan in op het uiterlijk van imago en rups. De vliegtijd wordt uiteraard vermeld. Ook wordt aangegeven waar de betreffende soort in Nederland aangetroffen wordt. Zo kun je de maansnuituil verspreid over het hele land tegenkomen, maar wel zeer lokaal. De gepluimde snuituil echter wordt pas sinds 2006 af en toe in het westen van Nederland waargenomen.
Fascinerend zijn ook de namen die je tegenkomt in Het nachtvlinderboek. Ik ben een vogelaar die in de zomermaanden overstapt op het filmen van dagvlinders. Aan nachtvlinders heb ik me nog niet echt gewaagd op een enkele kolibrievlinder, huismoeder en rietvink na. En dus kom ik de meest bijzondere namen tegen. De zoensnuituil bijvoorbeeld. En het lijsterbesvenusje. En dan blijkt er ook nog een breedbandhuismoeder te zijn. De gekamde graanworteluil, schijn-nonvlinder, de splinterstreep en het windeweeskind vind ik ook illustere namen. Elke nieuwe bladzijde bracht mij soorten waarvan ik nog nooit had gehoord.
Heel prettig voor de determinatie is trouwens het overzicht van alle 905 macrovlinders die in Het nachtvlinderboek worden beschreven. Je vindt het achterin het boek. En als ik me niet vergis worden de nachtvlinders in dit overzicht op ware grootte afgebeeld. Grote klasse.
Na het overzicht van alle macrovlinders vind je de registers van vlindernamen en waardplanten. De index van waardplanten kan een extra invalshoek aanreiken als je een rups wilt determineren en je hem niet herkent. Determineer dan de plant, boom of struik waarin je hem vond en zoek die plant op in het register. Wie weet brengt het je op het spoor van de rups die je hebt gevonden.
Als boekenman wordt ik van heel veel boeken blij. Maar een boek als Het nachtvlinderboek is er voor mij wel eentje in de buitencategorie. Aanbevolen voor iedereen die zich met nachtvlinders bezig houdt. En overdrijf ik als ik beweer dat het voor hen eigenlijk een onmisbaar naslagwerk is? Ik denk het niet.
Het nachtvlinderboek / Jeroen Voogd / KNNV Uitgeverij / als hardcover