Recensie: Handboek Europese vogels, Nils van Duivendijk

Het vogelboek der vogelboeken. Hoe kan ik deze recensie anders beginnen dan met zo’n superlatief? Toen ik een beetje liep na te denken over het Handboek Europese vogels van Nils van Duivendijk, dacht ik soms: zou er hierna nog wel een vogelboek moeten verschijnen? Maakt dit handboek alle volgende vogelboeken niet overbodig? Dat hoop ik niet, ik verwacht het ook niet, maar één ding is zeker: ben je ook altijd maar bezig met het determineren van vogels, dan is dit handboek in het Nederlands taalgebied een ongeëvenaard naslagwerk.

Alle vogelsoorten in Europa in alle herkenbare kleden tonen door middel van goede foto’s en dan ook nog eens met zo kort mogelijke (en toegankelijke) teksten erbij. Dat was de opzet met als doel vogelaars, beginnend én gevorderd, te helpen bij het determineren van hun waarnemingen. De keuze om de vogels met behulp van foto’s af te beelden, leverde een jarenlange zoektocht op naar geschikte foto’s van maar liefst 720 soorten, waaronder ook dwaalgasten. De wens om elke soort in alle herkenbare kleden af te beelden, stuwde de ambities naar nog grotere hoogten. Zes lange jaren duurde het om alle benodigde foto’s te verzamelen… Wie deze 3,5 kilo aan papier in handen heeft en het geheel doorbladert, zal begrijpen waarom dit zo lang moest duren. Sla maar eens een willekeurige pagina van een eend open, bijvoorbeeld de pagina van de zomertaling. Mannetje en vrouwtje zie ik afgebeeld als: adulttype in maart, eclipskleed in augustus, vliegend adulttype in april, als 2e kalenderjaar in april en maart, en dan komen daar nog de juvenielen bij in augustus én 1e winter. Ik meende dat ik best wel wist hoe een zomertaling eruit behoort te zien, maar er ging toch nog een wereld voor me open! Zo veel verschillende kleden van één soort!

Nieuwsgierig ben ik naar de pagina’s waarop kleine karekiet en bosrietzanger worden afgebeeld en beschreven. Welke verschillen worden benoemd? Ik wil binnenkort een filmpje maken over de verschillen tussen deze twee soorten, hier kan ik mijn voordeel mee doen. Deze twee vrijwel identieke zangvogels hebben gelukkig een totaal verschillende zang. Dat is vrijwel altijd mijn redding tijdens een vogelexcursie. Maar stel dat één van deze twee eens niet zit te zingen, maar wel zichtbaar is? Ik ben bang dat ik dan het antwoord schuldig moet blijven… Maar niet na het lezen van deze pagina’s! Ik kan onmogelijk ingaan op alle details, maar alleen al het vergelijken van de oogringen verheldert veel. Waar de oogring bij de kleine karekiet opvalt, daar is die bij de bosrietzanger een stuk minder duidelijk. Een ander verschil, het lichtgeelachtige in de flank van de bosrietzanger en het bruinachtige in de flank van de kleine karekiet was mij nog nooit opgevallen, maar misschien wel latent: ik zou misschien hebben gezegd dat een bosrietzanger wat lichter van kleur is dan een kleine karekiet. Maar alleen door het raadplegen van het Handboek Europese vogels kan ik ook daadwerkelijk aangeven waardoor die bosrietzanger een wat lichtere oogopslag heeft. Zie hier het resultaat van ontzettend goed kunnen kijken. Ik kan misschien best wel aardig soorten onderscheiden, maar dit soort details ontgaan mij toch echt ten enen male of ik weet ze om een of andere reden niet te benoemen. Maar in het handboek worden juist deze verschillen belicht.

recensie handboek europese vogels nils van duivendijk

Gelukkig, en dat benoemt Van Duivendijk in zijn introductie, heeft vrijwel elke vogelaar tegenwoordig een camera in de standaarduitrusting. Foto’s maken zichtbaar wat je met een verrekijker niet of nauwelijks kunt onderscheiden. Dat is ook mijn ervaring met filmpjes. Maar dan nog kan ik soms minutenlang naar een foto of filmpje staren, niet wetend waar ik naar zoeken moet. Dat zal met dit handboek toch echt verleden tijd zijn, tenzij de kwaliteit van mijn eigen foto’s of filmpjes natuurlijk erbarmelijk zouden zijn…

Ik denk dat elke vogelaar wel één of meerdere gidsen in zijn kast heeft staan om zogenaamd ‘moeilijke vogels’ te kunnen determineren. Dat zijn dan vaak vogels in de categorie tweelingsoorten als fitis en tjiftjaf of graspieper en boompieper. Vanaf heden is echter elke vogel een moeilijk te determineren vogel! Zelfs de voor mij zo eenvoudig te determineren rotgans blijkt verrassingen in petto te hebben. Na het raadplegen van dit handboek kan ik niet meer ‘gewoon’ als voorheen naar ‘mijn’ rotganzen kijken. Zou er een grijsbuikrotgans tussen lopen (onwaarschijnlijk, want zéér zeldzaam), of is het een hybride rotgans x rotgans?

Spectaculair mooi vind ik de pagina’s over de spechten. Ik sla het handboek open op de pagina van de middelste bonte specht en ik leer in een paar minuten meer dan al die keren dat ik in de afgelopen jaren mijn veldgidsen heb geraadpleegd. Elke pagina is genieten en: veel leren.

De foto’s zijn stuk voor stuk geweldig. In vroeger tijden had ik een sterke voorkeur voor een vogelgids met illustraties. Maar als de vogels worden gepresenteerd op de wijze als in het Handboek Europese vogels, dan kun je maar beter een naslagwerk of gids met foto’s hebben. De foto’s zijn kraakhelder waarbij de detaillijnen je ook nog eens wijzen op kenmerkende details.

Natuurlijk kan een naslagwerk niet bestaan bij foto’s alleen. Er moet ook tekst bij. Zou je denken dat een naslagwerk als dit gevuld zou zijn met een onnavolgbare stroom aan vakjargon, dan heb je het mis. De teksten bij de soorten zijn kort (een bewuste keus) en tegelijk heel toegankelijk. Ik kom eerlijk gezegd nauwelijks vakjargon in de soortbeschrijvingen tegen. Natuurlijk, de begrippen adult en juveniel kom je wel op elke pagina tegen. En voor de hand liggende uitdrukkingen als met behulp van en vergelijk worden afgekort. Maar dat lijkt me niet zo heel moeilijk. Mijn ogen glijden door de teksten als een lauw mesje door zachte boter. Ik vind het echt knap dat Van Duivendijk de teksten zo helder en tegelijkertijd zo toegankelijk heeft weten te formuleren. Daar heeft hij héél veel mensen mee geholpen en ik weet zeker dat ook beginnende vogelaars daarom met dit boek uit de voeten kunnen. De betekenis van de enkele lastige termen wordt je in de introductie uitgelegd, maar toen ik die lijst raadpleegde, vond ik maar weinig termen die echt onbegrijpelijk waren. En meen niet dat ik na meer dan 37 jaar vogels kijken op het gebied van vakjargon tot de ervaren vogelaars behoor. Verre van! Het wordt mij al snel te abstract. Ik heb een grondige hekel aan termen die alleen insiders begrijpen, en daarom ben ik blij verrast door het nagenoeg ontbreken ervan in dit handboek.

De uitdaging blijft echter deze: goed kijken en observeren, met eigen ogen details door de verrekijker of telescoop zien, of liever nog: duidelijk vastleggen op een foto en dan de aanwijzingen volgen die je in het handboek aantreft. Dat wil niet zeggen dat daarmee de werkelijkheid altijd meteen eenvoudig zal zijn. Ik weet haast zeker dat ik in augustus weer moeite zal hebben met het vergelijken van kleine strandloper met de Temmincks strandloper, hoeveel de jizz van deze kleine steltlopers ook moge verschillen. Een goede verrekijker en opmerkzame ogen en een beetje gevoel voor wat je ziet, blijven onmisbare randvoorwaarden om snel te kunnen determineren.

Het Handboek Europese vogels bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat 632 pagina’s inclusief register. Het zet in met de zwanen en eindigt bij de spechten. Deel twee zet in met de vireo’s en sluit af met de exoten. Dit deel telt 413 pagina’s, maar zet de nummering vanuit het eerste deel door. Daarmee komt dit handboek op 1.048 pagina’s in totaal. Om snel naar de juiste vogelfamilie te kunnen bladeren, staan de families aan de binnenzijde van de voorkanten vermeld met voor het gemak en de schoonheid kleine foto’s erbij.

Wil je weten wie aan het handboek hebben meegewerkt, dan even naar de laatste bladzijden in het tweede deel bladeren. De redactie is zo consequent geweest om aan te geven in welk kleed de teamkleden getooid gaan. Het is mooi verdeeld: eentje is nog in zijn prachtkleed, een ander ruit naar winterkleed, er is een adulttype bij en de laatste is ‘in between’, dus in eclipskleed. De fotografen blijken ofwel in zomer- dan wel in winterkleed vereeuwigd te zijn.

Conclusie

Deze sensationele uitgave wens ik in handen van elke vogelaar. Dit is de ultieme vraagbaak tijdens determinatienood. Groter, duidelijker, toegankelijker en completer dan welke gids ook. En mocht het handboek te zwaar is om in je rugzak mee te nemen, dan maar in de auto leggen tijdens je vogeltochten.

Is er voor uitgevers van vogelgidsen en determinatieboeken nog leven na het Handboek Europese vogels vroeg ik me af. De uitgevers zullen deze vraag vast (en hopelijk) instemmend beantwoorden. Maar hoe je dit handboek zou moeten overtreffen, zou ik zo één-twee-drie niet weten.

Handboek Europese vogels / Nils van Duivendijk / KNNV Uitgeverij / als hardcover, twee-delig

Verwelkom nieuw leven in jouw tuin dit broedseizoen!