Dordrecht en de walvisvaart. Een onvermoede combinatie, maar het is echt waar: Dordrecht kende een florerende walvisvaart in de tweede helft van de achttiende eeuw. Daan Esseboom deed in het kader van zijn opleiding onderzoek naar deze economische activiteit en schreef er een boekje annex brochure over: De Groenlantsvaerders.
Dordrecht wachtte af. Zo luidt de kop boven het eerste hoofdstuk. Vanaf 1614 voeren Hollandse walvisvaarders naar de noord waar de Groenlandse walvis het voornaamste doelwit was. De reden? De dikke speklaag die hem beschermde tegen de kou. En dat spek, daar ging het vooral om. Er was in de Lage Landen dringend behoefte aan dierlijke vetten. Waarmee kaarten, zeep, zalf, smeermiddelen, leervet en lampenolie werd geproduceerd. Hoe je een walvis vangt, legt Esseboom op een van de eerste bladzijden uit. Aanvalssloep vullen met mensen, de harpoenier in stelling brengen die een ijzeren speer van 80 centimeter in een stok van ongeveer 2,5 meter plaatst en daaraan een flink touw bevestigen. En dan de harpoen diep genoeg plaatsen, in de longen, zodat het spuitwater oranje kleurt van het bloed. De walvis is ten dode opgeschreven. Geen bezigheid voor juffertjes en lammen van hart. In het licht van het heden was ook weer niet de meest frisse activiteit die de mensheid heeft weten te bedenken. Maar goed, men moest zich tenslotte ook in de zeventiende eeuw wassen, en daar was walvisvet voor nodig.
In het laatste kwart van de Gouden Eeuw wordt een stel Dordtse kooplieden en beleggers wakker. Men begint te beleggen in de walvisvaart. In 1679 wordt een Dordtse walvisrederij opgericht. Het schip dat de zee op werd gestuurd kreeg de curieuze naam Sinter Klaas te Paard. Drie walvissen werden prijs gemaakt, ruim voldoende om de kosten goed te maken. Dit succes smaakte naar meer en andere Dordtse zakenmensen kregen ook belangstelling voor de lucratieve walvisvaart. Op het hoogtepunt van de walvisvaart, midden jaren tachtig zeventiende eeuw, voeren maar liefst 16 schepen richting Groenland en/of Spitsbergen. Af en toe ging een schip verloren. Maar het economische belang van de walvisvaart voor Dordrecht groeide enorm.
In het laatste decennium van de zeventiende eeuw was het echter gebeurd met de lucratieve business. Schepen kwamen leeg terug. Of vielen in handen van Franse kapers. In de eerst helft van de achttiende eeuw voeren de Dordtse schepen nog altijd uit, maar nog verder weg, naar een zeestraat ten oosten van Groenland. Waren het eind zeventiende eeuw Franse kapers die op de loer lagen, eind achttiende eeuw waren het de Engelsen die de boel ernstig verstoorden. Schepen werden naar Engeland gesleept, de buit viel in Engelse handen, en de bemanning evenzo. In 1805 werden de laatste walvisvaarders, twee fluitschepen, geveild. En toen was het gedaan met de Dordtse walvisvaart.
Daan Esseboom schreef met De Groenlantvaerders een heel lezenswaardig boekje over de walvisvaart vanuit Dordrecht. Een boeiend stukje lokale geschiedenis die velen onbekend zal zijn. Toegankelijk geschreven, leerzaam en interessant.
De Groenlantvaerders / Daan Esseboom / Stichting Historisch Platform Dordrecht / verkrijgbaar bij deze verkooppunten