Jelle Reumer, bekend van zijn columns over dieren in dagblad Trouw, publiceerde dit jaar weer een nieuwe bundel: De Getijgerde lijmspuiter. Interessant, informatief, lichtvoetig en altijd met een scheut humor. Dat is de stijl die Reumer hanteert. Niet voor niets is hij een van mijn favoriete columnisten.
Voor wie het nog niet weet: de getijgerde lijmspuiter is een spin. Reumer trof op een goede dag een spinnetje aan in zijn bad. Het beest zoog juist een zilvervisje leeg. Of was het nou een papiervisje? Dat weet ik niet meer precies en weet je wat nu het probleem is? Ik heb mijn leesexemplaar al doorgegeven. Ik kan het tijdens het schrijven van deze recensie dus niet raadplegen. Zilvervisje of papiervisje, ach, wat maakt het uit. Wie weet corrigeer ik het later nog wel. En zo niet: de column over dat prachtige doorzichtige spinnetje met de tijgerstrepen over zijn lijf zijn me voldoende bijgebleven. De getijgerde lijmspuiter maakt zijn naam namelijk helemaal waar: komt er een prooi voorbij dan spuit de spin een portie kleverige vloeistof over het arme dier. Weer eens wat anders dan een spinnenweb of kleverige draad…
Een bioloog gaat meestal heel nauwkeurig en verantwoord te werk als het gaat om classificeren. Jelle Reumer maakt in de inleiding van De getijgerde lijmspuiter meteen duidelijk dat er desondanks vaak sprake is van willekeur en pragmatisch denken. Zelfs de grote Carl Linnaeus, de koning onder de classificatie ontkwam niet aan die willekeur. Dat biedt Jelle Reumer de kans om een even willekeurige als lollige indeling te hanteren: die naar het aantal poten. Oftewel: dieren met 0-, 2-, 4-, 6-, 8-, 10-poten, veelvoeters en natuurlijk de vinnige dieren, oftewel: de vissen in de zee.
Adder en slak, de laatste al dan niet met huisje, zijn dankbare objecten voor het eerste deel. Nul potigen. Bij de twee-potigen is de scholekster me bijgebleven. Dat zijn naam niet echt optimaal is, beschreef ik al in een bericht over een scholekster voor de Brouwersdam. Kokkelkluut, stelt Jelle Reumer voor. Vanwege de alliteratie en omdat die naam gewoon een stuk beter bij de bonte piet past. Welaan, ik hou het voorlopig op de scholekster hoor Jelle. Hoewel de naam absoluut niet past, vind ik het wel best.
Het verhaal over de buidelmuis vond ook heel bijzonder. Elk werelddeel heeft zijn eigen buideldier. Ook in Europa zijn fossielen van buideldieren gevonden. Reumer reisde er speciaal voor af naar een Duits onderzoekscentrum. Om fossielen in zijn collectie te vergelijken. Dat bracht hem bij de buidelmees. Het tragische van de buidelmees is dat de mannetjes niet ouder worden dan één jaar. Na één jaar zijn de mannetjes geslachtsrijp en paren ze met elk vrouwtje dat ze tegenkomen. Non-stop en zonder te eten. Na twee weken zijn de arme mannetjes volkomen uitgeput en storten ze dood neer op de grond. Werk gedaan, vaarwel.
Over welke dieren in De getijgerde lijmspuiter moet ik het nog meer hebben? Ik denk over de Groenlandse haai. Dit oerbeest kan wel eens het oudste beest ter wereld zijn. Of misschien de op één na oudste, want de noordkromp, een tweekleppige schelp uit de zee. Ergens bij IJsland is een exemplaar opgevist van ruim 400 jaar oud. Maar de Groenlandse haai kan ouder worden, alleen moet je daarbij wel rekening houden met een interval. Ik meen uit mijn hoofd plus of min 120 jaar. De oudste Groenlandse haai die nu nog rondzwemt kan dus in de 16e eeuw geboren zijn. Ik wijs je in dit verband graag op het fenomenale boek Haaienkoorts. In dit boek gaan twee vrienden in een wankel bootje op jacht naar de Groenlandse haai.
Jelle Reumer schrijft onderhoudend, met humor en altijd als deskundige. Het taalgebruik in De getijgerde lijmspuiter is sprankelend en aan originele invalshoeken geen gebrek. Voor elke natuurliefhebber een heerlijk boek. En ik denk voor heel veel mensen bovendien ontzettend leerzaam. En dus interessant.
De getijgerde lijmspuiter / Jelle Reumer / Uitgeverij Lias / paperback