Zoals dat gaat op het platteland: de ene boerenfamilie heeft een perceel in haar bezit waarop een andere boerenfamilie, in dit geval de grootste tuinder uit het Brabantse dorp, zijn oog heeft laten vallen. De eerste familie houdt de boot af net zolang tot het aanbod van de grootste tuinder niet meer geweigerd kan worden: een somme gelds en een nieuw, ander perceel valt de familie ten deel. De nieuwe wei wordt ‘schoon’ opgeleverd en moeder, broer, zus en de auteur besluiten om er een idyllische plek van de creëren. Gaat dat lukken? In haar boek De wei volgt Maaike Lange gedurende een jaar van maand tot maand de verrichtingen op het nieuw verworven perceel. En ondertussen spiegelt ze de vorderingen op het eigen idyllische perceel in het dorp aan ontwikkelingen in de biologische stadslandbouw onder de rook van Schiphol.
De familie is vergroeid met het Brabantse dorp. Op het oude perceel, nu dus geruild voor een ander stuk grond, zaaide opa bonen, tarwe en gras. Hij hield wat koeien en een paar varkens. En dan was hij ook nog eens kassier van de Boerenleenbank. Iedereen kende iedereen in het dorp. Maar er kan er maar één de machtigste zijn en dat was niet de burgemeester noch de notaris. Dat was de tuinder die nu ook aasde op het perceel en dat uiteindelijk in handen kreeg.
Verhoudingen
En daar begint de ingewikkelde verhouding met de buurman. Terwijl de familie hun nieuw verworven perceel gaan omvormen tot een biologische idylle, daar spuit de tuinder er vrolijk op los. De gifdampen bereiken ook de idylle-in-wording. Maar de tuinder is ook degene die de randen van de wei maait als de familie hem er om vraagt. Hij diept ook de sloten uit of komt met andere machines aangereden om de familie te helpen. Verhoudingen in een dorp kennen vaak meerdere dimensies en Maake Lange brengt die verhoudingen op fijnzinnige manier onder woorden. Voor iedereen die op het platteland is opgegroeid, of dat nu in Brabant is of niet, is het lezen van de vele korte verhaaltjes over het dorp een feest van herkenning.
De kersverse familie moet op veel aspecten het wiel opnieuw uitvinden. Hoe richt je een kaal stuk grond zo in dat het er een natuurlijk paradijsje wordt? Hoe bestrijd je invasieve planten en zorg je ervoor dat de buurman ook gevrijwaard blijft van die ellende? Zo lees ik ook hoe de auteur nadenkt over de aanschaf van regenwormen die de bodem door hun gewroet vruchtbaarder maken.
Stadslandbouwtuin in Amsterdam-West
Ik lees ook hoe Maake Lange zich tijdens de corona-epidemie aanmeldt als vrijwilliger bij een stadslandbouwtuin in Amsterdam-West. Een project dat heel modieus community supported agriculture-project wordt genoemd. Door de lokale gemeenschap gedragen en gericht op het lokaal telen van groenten en fruit. En dan komen in het boek ook het dorp en de stad samen, platteland en stedelijke omgeving worden aan elkaar gespiegeld. En in beide omgevingen staan de buitenlui voor dezelfde uitdagingen. Hoe bewaar je het evenwicht tussen natuur en landbouw, hoe ga je om met het grootkapitaal dat elke kans aangrijpt om de kleine postzegeltjes natuur en biologische landbouwgrond op te slokken, te vernietigen en het aan te tasten door gebruik van gif, het bouwen van opslagruimtes of, zoals het geval in Amsterdam, de bouw van een enorm distributiecentrum door het grote Ahold-concern? Juist de perceeltjes die symbool staan voor een hoopvolle toekomst waarin lokaal wordt geteeld, geen gif wordt gebruikt en waarin de natuur een plek heeft, worden voortdurend bedreigd. En in dat soort processen kan zelfs Groenlink in het gemeentebestuur je lang niet altijd redden…
Uitstapjes
Soms maakt Maaike Lange uitstapjes. Eén ervan is voor mij heel herkenbaar. Het is een voetnoot in dit boek. Ze brengt een bezoek aan Goeree-Overflakkee waar het gemengde bermbeleid nog niet is doorgedrongen. Ze verbaast zich erover. Geen klaproos, rode klaver of knoopkruid te bekennen. Zeven jaar woonde ik op dit Zuid-Hollandse eiland en inderdaad, voor de natuur is in veel foeilelijke polders geen ruimte. Ongelooflijk dat mensen zo’n kaalgevreten omgeving mooi kunnen vinden. Maar ik zeg je: ook de dorpen op Goeree-Overflakkee hebben hun machtige tuinders en boeren die met dollar-tekens hun tractoren en gifspuiten bedienen. Wat de prei en worteltjes op het land van de tuinder in het Brabantse dorp zijn, dat zijn de tulpenbollen en aardappelen op het Flakkeese land.
De seizoenen
Van maand tot maand volgt Maaike Lange de natuur in het paradijs in wording. Ze ziet hoe de linde laat begint met bloeien. Ze ziet een buizerd op een torenvalkenkast landen. Ze praat met de gepensioneerde boer die haar waarschuwt voor overhellend gras in hun weiland. ‘Daaronder gaan muizen zitten broeden,’ zegt hij. Putters vliegen op uit de toppen van de teunisbloemen. En ik lees dat ratelaars, een plant, zich danig verweren tegen het overheersende gras, wat heet, de ratelaar schijnt het gras zo ongeveer op te eten! Ze wandelt door de wei en telt meer dan driehonderd bomen, struiken en vaste planten. Ze vervalt in weemoed bij de gedachte dat niet iedereen in de familie het zal meemaken dat over tien of twintig jaar de wei is omsingeld en ingegroeid. ‘En dat was niet de afspraak, we zouden het met z’n allen doen, dit landje, de wei.’
De seizoen verstrijken. De prei komt op. De prei op het land van de tuinder staan er beter bij dan de prei op de idylle. Maar de tuinder moet ervan leven en de familie eet de prei zelf. Ook in de stadslandbouw wordt er geoogst. Hoewel, de hazen vreten de koolplantjes aan en daar zijn de stadsboeren bepaald niet blij mee. Blije actievoerders vieren wel hoe Ahold de aftocht viert. Hun stadsproject is gered. Op één van de laatste bladzijden valt er echter een slagschaduw over deze overwinning. Er ligt een drie meter hoge molshoop langs de akkers van de stadslandbouwtuin. Er wordt een weg aangelegd naar mogelijk verhuurde kavels aan bedrijven. De ene slokop werd verslagen, de andere kwam en overwon.
Verhouding tussen natuur en landbouw
Er is in deze tijd veel te doen om de verhouding tussen natuur en landbouw. Terecht schrijft Maaike Lang dat het erop lijkt dat wie voor de natuur is, dan ook tegen de landbouw is, en andersom. Het boek De wei laat inderdaad zien hoe delicaat de relatie is tussen beide. Hoe kwetsbaar de natuur is, hoe machtig het geld. Tegelijkertijd schetst ze ook een genuanceerd beeld. De boeren verdienen hun geld op hun land. En zelfs de biologische stadsboer ziet de hazen die zijn koolplanten aanvreten liever van de akker verdwijnen. De traditionele boer helpt de ideologische familie en de familie houdt rekening met de belangen van de boer. Zo gaat dat op het platteland.
Conclusie
De schrijfstijl van Maaike Lange is fijnzinnig. Mooi dat ze de seizoenen van maand tot maand volgt. Ze heeft oog voor verhoudingen in het dorp. Dat vind ik ook een mooi thema. Voor iedereen die op het platteland is opgegroeid (of woont) zal De wei een feest van herkenning zijn. Maar het gaat natuurlijk verder. De wei is een hoopvol boek voor iedereen die ook soms droomt van een eigen natuurparadijs(je). Het kan, en dat geeft de burger moed!
De wei / Maaike Lange / KNNV Uitgeverij / als paperback en als e-book