Wie mij een beetje kent, weet ik dat ik de houtduif tot de mooiste vogels van ons land reken. Laat een houtduif het toe, en kan ik hem van dichtbij bekijken, dan kom ik altijd onder de indruk van de kleurenpracht. De iriserende vlek in zijn grijze nek, de rozerode borst, de gele ogen met de priemende pupillen… Het is dat hij zo gewoon is, anders zou je er bij elk ontmoeting even gebiologeerd naar kijken als naar een ijsvogel of een wielewaal. Hay Wijnhoven is ook fan van de houtduif en volgt het wel en wee van de houtduiven in zijn omgeving op de voet. Hij schreef een monografie over de houtduif en die monografie las ik tijdens mijn vakantie in de Pyreneeën in één adem uit.
Daar zeg ik iets mee. In de Pyreneeën las ik de monografie De houtduif. Als alle Fransen in die regio dat ook zouden doen, dan zouden ze misschien hun geweren in de herfst in de kast laten staan. Er wordt namelijk nog altijd geducht gejaagd op de houtduif vanaf de berghellingen van de passen waar de houtduiven in grote getalen doortrekken. Jagers goochelen nog steeds met getallen om de jacht op de houtduif te legitimeren, maar de jacht vermindert de schade die houtduiven toebrengen aan landbouwgewassen niet. De jacht heeft totaal geen nut. Terecht schrijft Wijnhoven over de jacht op de houtduif (in Italië):
‘Het zijn praktijken die al eeuwen bestaan, tradities die verheerlijkt worden en die mensen gemakkelijk blind kunnen maken voor al het dierenleed dat ermee gepaard gaat.’
Met dit citaat zijn we op de laatste pagina’s van de monografie beland. Daarvóór is veel moois te lezen. In deze monografie staat de houtduif weliswaar in het middelpunt, maar het is toch ook het verhaal van Hay Wijnhoven met de houtduif. De auteur gaat de gangen van de houtduif na, verzamelt veren, analyseert deze of laat deze analyseren. Hij gaat het veld in (of beter gezegd: hij wandelt zich een slag in de rondte door Nijmegen en houdt daar het wel en wee van de houtduiven in de gaten) en bezoekt Maanderbroek, een verkeersknooppunt bij Ede waar grote groepen houtduiven binnen de lussen van het knooppunt overnachten in elzen en populieren. Het is dus ook het verhaal van de auteur met de houtduif en dat geeft het boek een aangenaam karakter, vind ik. Ik kan me toch nog het allermeest inleven in een medemens en iets minder in een dier.
Houtduiven blijken haast het hele jaar door te broeden. Deze vanouds bosvogel heeft stad en dorp inmiddels veroverd en dat maakt het voor de auteur eenvoudig om het broedgedrag te volgen. Houtduiven leggen meerdere keren per jaar eieren, tot soms vier of vijf keer aan toe. De eerste legsels lopen een enorm risico om te mislukken, maar legsels later in het jaar blijken juist kansrijker te zijn. Daar zijn allerlei redenen voor de noemen, één ervan is dat in het voorjaar rovers als Vlaamse gaai en ekster veel actiever naar nesten zoeken dan later in het jaar wanneer er ook voor deze rovers meer voedsel beschikbaar is.
Ik heb ook wat nieuws geleerd. Dat houtduiven een zogenaamde nestgrom voortbrengen. Daar moet ik nog eens gericht naar gaan luisteren, want eerlijk gezegd zou ik niet weten hoe de nestgrom van houtduiven klinkt. Maar Hay Wijnhoven schrijft er zo mooi over dat het eigenlijk een schande is dat een vogelaar die na veertig jaar vogels kijken de nestgrom van een houtduif nog steeds niet herkent.
En dan nog wat nieuws. Helemaal bijzonder en gelukkig géén schande dat je dit fenomeen niet kent. Wijnhoven verzamelt veren van houtduiven en legt de schachten onder een microscoop. Er blijken in sommige schachten mijten te leven! Schachtmijten geheten. Deze parasieten leven zo verborgen, dat pas heel recent is ontdekt dat er ontzettend veel soorten schachtmijten bestaan. Vrijwel elke vogel heeft zijn eigen soort schachtmijt! Wijnhoven stuurt zijn schachtmijten op naar een Poolse deskundige die hem na verloop van tijd feliciteert met zijn vondst. Wijnhoven blijkt namelijk als eerste een vertegenwoordiger van de familie Syringophilidae in Nederland te hebben gevonden. Ik vond het echt verbazingwekkend om hierover te lezen!
Wie aan duiven denkt, die denkt vrijwel zeker ook meteen aan het liefdesleven van de duiven. Met het liefdesleven van de houtduiven zit het wel snor. Mooi om ook daarover te lezen.
En zo komen zo ongeveer alle aspecten uit het leven van de houtduif voorbij. En dan blijkt het leven van een o zo gewone vogel toch heel interessant te zijn. Waar las ik dat nu recent? Een uitspraak van iemand die vond dat als je gedrag van een vogel gaat onderzoeken, hij vanzelf bijzonder wordt. Volgens mij in het ook al zo interessante boek over de grauwe gans dat eerder dit jaar verscheen.
Bijzonder mooi, en dat vind ik echt heel bijzonder, zijn de pagina’s met pentekeningen van Hay Wijnhoven. Zo gaat de houtduif ook visueel leven. Ik sta even stil bij de opvallende gelijkenissen tussen de houtduif en de Sapeornis, een fossiele vogel die 112 miljoen in China leefde. De gelijkenis van de poot van het fossiel en die van de houtduif is verbluffend. ‘De evolutionaire geschiedenis van vogels is lang en complex – ze zijn oud en wijs,’ omdat de auteur te citeren.
De houtduif is weer een heel mooi deel in de vogelserie van Atlas Contact. Het is het derde boek van Hay Wijnhoven in deze reeks, na monografieën over de merel en de Turkse tortel.
Ik hoop dat deze monografie de waardering voor de houtduif zal laten groeien. Dat verdient deze schitterende vogel, want werkelijk, kijk je een houtduif in de ogen, in de lichtgele iris waarvan het geel vloekt met het oranjegeel van de binnenkant van de snavel, in de ogen met een ronde of een peervormige pupil, dan ben je verkocht en blijf je hem bekijken, hoe vaak je hem ook ziet.
De houtduif / Hay Wijnhoven / Atlas Contact / als paperback en als e-book