Beste buitenjongen,
Ik weet niet of ik medelijden met je moet hebben, of dat ik je dankbaar moet zijn. Je schrijft dat je futloos was, verloren en ontgoocheld. Je verkeerde in een leegte die je nooit eerder had ervaren. Zo jong en er zo aan toe. Maar je voelde je wel aangetrokken tot verhalen van mensen die de wereld hadden afgewezen en de bossen in waren gegaan om de eenzaamheid te ervaren. En toen legde je wat geld opzij, genoeg om een paar maanden van te leven zonder te hoeven werken. Een besluit waar ik je om bewonder en om benijd.
Je trok de bergen in, vlakbij het Aostadal, geroemd vanwege de gemzen en zeldzame dagvlinders die er nog leven. Een van de laatste ongerepte paradijzen in Europa. Deze zomer treed ik hopelijk in je spoor, maar niet voor een paar maanden. Een week slechts, hopelijk voldoende voor een leven. De almhut op een paar duizend meter hoogte stond op een verlaten plek. Een haas, de reeën en een vos bezochten het veld. En een kalf, dat op zijn zoektocht naar malse sla je moestuin verwoestte. Je volgde de seizoenen en zo zag je hoe in mei de viooltjes rond het middaguur bedekt raakten met sneeuw. Je vroeg je af wat er zou gebeuren met de bloemen, de insecten en de vogels die je had gezien, en het feit dat hun lente werd afgebroken vervulde je met een zeker gevoel voor onrechtvaardigheid. Ik vermoed dat de afwezigheid van het fenomeen taal in de natuur betekent dat de bloemen, de insecten en vogels geen gevoel voor (on)rechtvaardigheid kennen. Ze zullen zich inspannen om te overleven en lukt dat niet, dan lost zelfs het geringste vermoeden van rechtvaardigheid op in de nimmer eindigende eeuwigheid.
Je trok de bergen in, soms met wijn in het lichaam. Ik ben jaloers, maar niet op die wijn. Ik denk niet dat ik ver kom met wijn in mijn lijf de bergen op. Je genoot van de gemzen, de steenbokken. Meer dan in De acht bergen komen in De buitenjongen dieren van de bergen voor. Sneeuwvink, vos, haas, ree, gems, steenbok, steenarend, forel en natuurlijk de bergkoeien en honden. Dat waardeer ik zeer, want het echte leven kan niet zonder dieren. Over de forel gesproken: hoe stom kun je zijn om je hengel door een forel uit je handen te laten trekken, hup het meer in! Ik heb de nodige zeebaarzen gevangen met een spinhengel zo licht als een veer, maar zoiets is mij nog nooit overkomen. Wel heb ik er een keer één in het water van de Oosterschelde zien verdwijnen toen ik met één van de stomste bewegingen in mijn leven een hengel met gloednieuwe molen uit mijn kano wipte.
Terug naar de ongerepte bergen waar het leven even ongecompliceerd is als eeuwen terug. Of even spartaans, want wie zelfvoorzienend wil leven, moet afzien. En hopen op een paar medestrijders die je gelukkig ontmoette. Ze namen je op in hun midden en je sloot vriendschap met hen. Je beklom de bergwanden, bewandelde de graten, keek neer op gletsjers en dalen. Tot je eigen verrassing nam je Lucky over, een speelse hond die niets liever doet dan weglopen, kilometers ver weg en soms zelfs nog verder, als hij erin slaagt de bus in te sluipen. Maar je had niets met honden.
Ondertussen zette je nauwelijks een letter op papier. Want dat was immers je doel. Je had boeken en schriften meegenomen en hoopte mettertijd weer aan het schrijven te gaan. Maar toen je op halfbakken wijze afscheid nam van je vrienden, was het aantal letters op papier nog makkelijk te tellen. Over dat afscheid nemen heb ik me lichtelijk verbaasd. Ik weet wel, het is een literaire creatie, maar toch.
Tegen de lunch kwam Gabriele langs en zei: ik ben niet zo goed in afscheid nemen. Ik ook niet, antwoordde ik. Nou, dag dan maar, zei hij.
Toen ik bij Remigio langsging om hem gedag te zeggen, werkte hij me de deur uit en deed alsof hij belangrijkere dingen te doen had. Even later sms’te hij me om zich te verontschuldigen: hij was somber en had het niet kunnen opbrengen me te omhelzen. Ook hem begreep ik maar al te goed.
Daar snap ik dus niets van. Afscheid nemen doe je goed, met een lach, met een traan of met een kus. Dat hoef ik een Italiaan toch niet te vertellen zeker? En daarom fascineert me de Italiaanse literatuur in jouw categorie hooglijk. Het is alsof ik de verhalen van de vermaarde Cesare Pavese herlees (ik kwam hem in De buitenjongen zelfs een keer tegen als citaat, mooi!). De lome wendingen die mij niet ontgaan, maar die mij wel ontglippen.
Ondertussen ontglipt mij ook de tijd. Jij voelde je tien maanden per jaar gevangen in nette kleren en in een gezagssysteem vol regels waaraan je je diende te houden; in de bergen schudde je dat allemaal van je af en gaf je jouw ware aarde de ruimte. Was het daarom dat jullie geen afscheid konden nemen? Het besef dat je de gevangenis weer in moest?
Het is zover, zei ik tegen Lucky. We moesten gaan. Ik kende alle dromen al die ik die winter zou dromen.
De stadsgevangenis waarin het levenloze proza van Outlook en Whatsapp de enige codetaal is om te overleven. Digitale berichten die steeds korter worden, ontdaan van elk karakter, het menselijke is er in ieder geval in verdwenen, hoewel… Misschien zijn de ultrakorte berichten wel de sublimering van het menselijke, van de emancipatie beter gezegd. Was het in vroeger tijden immers alleen de edele die zijn horigen beval, tegenwoordig blaft iedereen elkaar korte bevelen toe. Literaire creaties die zich in niets kunnen meten met die van jouw schepper, Paolo Cognetti. De buitenjongen bevrijdde me uit de gevangenis van mijn kantoorproza, zij het voor de duur van slechts een paar dagen. Hopelijk ontmoeten we elkaar weer. In de bergen, langs de zeedijk of in mijn boekenkast. Dank voor je literaire gezelschap.
De buitenjongen / Paolo Cognetti / De Bezige Bij / als hardcover en als e-book