Een jaartje te voet Nederland doorkruisen, onderzoeken hoe de natuur in Nederland ervoor staat. Dat deed Caspar Janssen. Twee jaar geleden vertrok hij van huis en verkende hij alle provincies van Nederland. Te voet. Hij leerde vogels herkennen, bukte zich om planten en paddenstoelen op naam te brengen en ging in gesprek met boeren, burgers en buitenlui. Het verslag van zijn voettocht resulteerde in een geweldig boek dat iedereen die ook maar een beetje betrokken is op ons landschap zou moeten lezen: Caspar loopt.
Laat ik beginnen bij waar een lezer begint: de taal. Die is persoonlijk en scherp observerend. Alles wat relevant is voor de beleving van het Nederlandse landschap wordt gezien, gehoord, opgesnoven of gevoeld. Eén van de scherpste observaties vond ik die over de turboweilanden in de veengebieden. Om de productiviteit te maximaliseren wordt op deze weilanden uitsluitend Engels raaigras getolereerd. Deze grassoort is rijk aan eiwit die de koeien in staat stellen om zo veel mogelijk, ik herhaal: zo veel mogelijk, melk te produceren. Resultaat: geen insecten meer in de wei, geen weidevogels meer en verzuurde, levenloze grond. Maar in de winter wel veel kolganzen en brandganzen, want die blieven dat eiwitrijke gras ook wel. Maar dat is natuurlijk ook niet goed in de ogen van de industriële boer. En dus knalt er iemand achter de dijk achteloos een kolgans uit de lucht. Een gans die zo ongeveer non-stop uit Siberië komt aanvliegen om hier te overwinteren, aangetrokken door de industriële grasmat. Eerst de grutto uit de wei en dan ook de kolgans dood. Caspar Janssen weet het allemaal veel subtieler te beschrijven. Daar hou ik van.
De voettocht begint in Amsterdam, gaat richting IJmuiden, de duinen in en dan richting Velzen. De stikstofverbindingen vliegen hem in de Kennemerduinen al om de oren. Bramen, brandnetels en Amerikaanse vogelkers woekeren er. En door het instorten van de konijnenstand groeien de duinen nog verder dicht.
Een eind verderop, al in Friesland, begint de landschapspijn pas echt te zeuren. Doodse stilte als hij tussen de weilanden door loopt. En dan ook nog eens de witte schimmel rond de dorpen. Het boerenland als levenloze industrie waar zovelen o zo trots op zijn. Caspar Janssen maakt het somtijds somber en helaas, die somberheid nam bij mij soms ook de overhand. Dan heb je het als schrijver toch goed gedaan, nietwaar?
Regelmatig gaat hij in gesprek met boeren, burgers en buitenlui. Vrijwel altijd iemand die zich met ziel en zaligheid inzet voor de lokale natuur. Zo bezoekt hij het huis van Theunis Piersma, bioloog en trekvogelonderzoeker, om in zijn tuin te praten over de huiszwaluwen die enorm in aantal achteruit zijn gegaan. Een heel eind verderop, op een Groninger dijk, kijkt hij samen met Marco Glastra over de Dollard. Een natuurbeschermer met een optimistische inborst. Die zijn er gelukkig ook nog, want dat bereik je nog eens wat. Zoals windmolens die stil gezet worden in nachten waarin de vogel- en vleermuizentrek een hoogtepunt kent. Mooi is ook het bezoek aan landgoed het Lankheet, waar Erik Brinckmann directeur is, en tevens filosoof en jurist. Op dit landgoed wordt geëxperimenteerd met natte landbouw: eendenkroos telen. Een eiwitrijke plant die groeit op het water. Als eenden het kunnen eten, dan kunnen wij mensen dat toch ook?
Het voert te ver om de wandelingen door alle andere provincies aan te stippen. Voor mij heel herkenbaar was de wandeling door de Donkse Laagten, een natuurgebied vlak achter mijn woonplaats Alblasserdam. De provincie waar ik ben geboren en getogen brengt echter maar weinig kilometers in. Ja, hij koerst over de Brouwersdam, mijn favoriete winterlocatie om vogels te kijken. Hij mijmert over de toestand in de Oosterschelde waar de Neeltje Jans de stroming heeft getemd. Tijdens stormen slaan grote delen van de zandbanken af om in de geulen te verdwijnen. Maar de waterstromen ontberen de kracht om het slik weer omhoog te brengen. En zo dreigt de Oosterschelde te veranderen in een grote zoutwaterbak. Tenzij, ja tenzij zich de Nederlander zich met het zaakje gaat bemoeien.
Want dat is toch wel de rode draad door Caspar loopt: dat niet alleen de industriële polders onderhavig zijn aan menselijke ingrepen, maar dat ook de natuur in Nederland het resultaat is van voortdurend en hardnekkig graven, kappen, woelen, planten en vooral: plannen schrijven en belanghebbenden overtuigen. Wat zijn wij toch een nijver volkje! Problemen lossen we niet op door de bron van de ellende aan te pakken, nee, wij Hollanders doen dat anders: we verzinnen lapmiddelen die het probleem moeten oplossen, maar die vaak niet meer zijn dan een pleister op den wonde. Een lapmiddel, die de ellende feitelijk nog groter maakt. Wordt er ergens een stuk natuur opgeofferd voor snelweg of industrieterrein, dan compenseren we dat door elders een natuurgebied aan te leggen. Vooral het aanleggen van moerasgebieden is daarbij in de mode. Daar gedijen vogels als blauwborst en rietzanger van, maar de grutto, kievit en tureluur hebben er niets aan. Een complete natuurindustrie is ontstaan. Gelukkig kwam ik af en toe ook een tegendraads denker tegen als Rob Bijlsma. Die vindt dat je helemaal niets moet doen aan de natuur. Laat de boel de boel en de natuur ontwikkelt zich vanzelf. Daar zit ook wat in.
Hoe je er ook over denkt, bekijk je het platteland vanuit het perspectief van biodiversiteit en natuurwaarden, dan kun je niet anders dan met droef gemoed constateren dat het project ‘Nederland’ gierend uit de klauwen is gelopen. Polder na polder, weiland na weiland is zo dood als een pier. Industriële landbouw is niet alleen voor de natuur een race naar de bodem, ook voor boeren zelf is het hard werken voor weinig en steeds minder. Het resultaat van decennialange polderpolitiek uit de koker van CDA, VVD en SGP. Zal de wal het schip nog keren? Al die goede initiatieven die er ondertussen ook zijn? Van Herenboeren en landgoederen? Van biologische boeren en biologisch-dynamische? Van boeren die kiezen voor kleinschalige akkerbouw, voor minder gif en meer bloemen? Van burgers die een privé-natuurgebiedje onderhouden of zich bekommeren om de kikkers en salamanders die in het voorjaar een gevaarlijke weg oversteken moeten? Het tegenstrijdige: linkse boerenlandpolitiek wordt door boeren en hun organisaties weggehoond als het verlangen naar het landschap van Ot en Sien, maar het zijn juist de linkse partijen die zich beijveren voor een betere beloning voor de boer waardoor de landbouw op andere, lees: natuurinclusieve, leest kan worden geschoeid.
Je merkt: ik hink-stap-sprong maar een beetje door het boek Caspar loopt. Dat kan haast niet anders na het lezen van zo’n rijk boek. Mijmer mee met Caspar Janssen, maak zijn wandeltochten mee vanaf bank of stoel. Een eerlijk en onthullend boek, waarin je gelukkig ook af en toe de geelgors, fluiter en zwartkop nog hoort.
Caspar loopt / Caspar Janssen / Atlas Contact / als paperback