Recensie: Basisgids Stinzenplanten, Heilien Tonckens, Wil Leurs en Rick Hoeksema

Van nature komen de meeste stinzenplanten niet in Nederland voor. Vanaf de late middeleeuwen werden deze planten verzameld uit andere regio’s in Europa, maar ook verder weg. Ze werden geplant in de tuinen van kloosters, kerken, landgoederen en andere voorname optrekjes waar je ze natuurlijk nog steeds kunt tegenkomen. Maar de stinzenplanten verwilderden ook en werden op een gegeven moment zelfs gewaardeerd als cultureel erfgoed. De Basisgids Stinzenplanten beschrijft alle stinzenplanten die in Nederland voorkomen.

De Serie Basisgidsen breidt gestaag uit. Het kenmerk van deze serie is dat de delen toegankelijk zijn voor een breed publiek. Het taalgebruik is laagdrempelig zonder dat het te eenvoudig wordt, vaktermen worden zoveel mogelijk gemeden. De vele kleurenfoto’s maken elke gids ook aantrekkelijk om te zien. De auteurs zijn stuk voor stuk deskundigen die op een heel aansprekende manier hun kennis met de lezer delen. Gidsen dus die zowel de gevorderde als de ‘gewone’ natuurliefhebber zullen aanspreken.

Stinzenplanten. De naam heeft een Friese achtergrond waar oude landhuizen ‘stinzen’ worden genoemd. Letterlijk betekent ‘stins’: ‘oud stenen huis’. Wie een paar eeuwen terug een landhuis bewoonde, behoorde tot de elite. En juist de elite leed aan een verzamelwoede die zich niet beperkte tot kunst en andere waardevolle spullen. Ook planten werden verzameld, waaronder bol-, knol- en wortelgewassen die allen te samen stinzenplanten worden genoemd. Ze verwilderden zelfs en verrijkten daarmee de Nederlandse flora. Vanaf de jaren dertig in de twintigste eeuw nam de waardering voor stinzenplanten gestaag toe, met als hoogtepunt de publicatie van een standaardwerk in de jaren tachtig.

recensie basisgids stinzenplanten

Midden-Europa is de hofleverancier van stinzenplanten. De hellingen van het Teutoburgerwoud staan elk voorjaar in volle bloei. Planten als lenteklokje, bosgeelster, daslook en gele anemoon komen hier van nature voor. Nu wil het geval dat van sommige soorten in de loop van de tijd meerdere varianten werden geïntroduceerd. Hierdoor is het voor leken steeds lastig om de oorspronkelijke, lees: wilde, soorten te vinden en te herkennen. Ook daar wil de Basisgids Stinzenplanten mee helpen.

De Basisgids Stinzenplanten volgt de indeling van het standaardwerk van Bakker en Boeve dat in de jaren tachtig verscheen. Dit duo onderscheidde een indeling in vier categorieën die ook in de basisgids wordt gehanteerd:

  • Regionale stinzenplanten: planten die inheems zijn in Nederland, maar heel regionaal inheems zijn.
  • Nederlandse stinzenplanten: zijn uitheems, komen uit Midden- en Zuid-Europa.
  • Exotische stinzenplanten: komen van buiten Europa.
  • Begeleiders: zijn geen stinzenplanten, maar groeien in de buurt van stinzenplanten. Tot mijn verrassing is de grote brandnetel zo’n begeleider.

Het is begin april dat ik deze recensie schrijf en ook nog eens de tijd dat verschillende stinzenplanten in bloei staan. Het zijn namelijk vooral voorjaarsbloeiers. Het leek me leuk om de gids in het veld te beproeven en dus nam ik hem mee tijdens een bezoek aan Park Huis te Kinderdijk in mijn woonplaats Alblasserdam en naar het Alblasserbos bij Papendrecht. Het leuke is dat Park Huis te Kinderdijk het restant is van een eeuwenoud landgoed. Als er ergens stinzenplanten gevonden kunnen worden, dan wel hier! En jawel, op de oever van een sloot zag ik een plant met witte bloemetjes. Te groot voor een sneeuwklokje (ook een stinzenplant trouwens), maar wat was het dan wel? Even bladeren in mijn basisgids, een paar planten vergelijken en ik was er uit: het lenteklokje op de pagina’s 50 en 51. De meeste soorten krijgen twee bladzijden toebedeeld en op die bladzijden staan een behoorlijk aantal grote en duidelijke kleurenfoto’s voorzien van een toegankelijke beschrijving van de plant en zijn achtergronden.

Van het lenteklokje lees ik dat de plant van nature in Duitsland, Frankrijk en de Ardennen voorkomt. Dat zijn zaden door mieren worden verspreid. En dat hij een voorkeur heeft voor voedselrijke grond. De foto’s op de pagina zijn weldadig mooi. Bloemen, zaaddozen, jonge planten en een fraaie foto van een zee aan lenteklokjes voor een landhuis sieren de bladzijden. Met daarbij de icoontjes die de details van de plant samenvatten heb je alles wat je als natuurliefhebber nodig hebt. Ontzettend handig, en wat mij betreft een lichtend voorbeeld voor alle natuurgidsen is dat ook de buitenlandse namen van de planten worden vermeld.

Even later, in het Alblasserbos bij Papendrecht, kwam ik daslook tegen. Ook al een stinzenplant met witte bloemen. In de gids lees ik dat daslook een inheemse soort is die in Limburg en langs de kuststrook voorkomt. De planten hebben een sterke uiengeur, lees ik. Reden om me eens over de plant heen te buigen en mijn snufferd eens boven een bloem te houden. Geen uienlucht te bespeuren en ik bezweer u dat ik niet verkouden was! Maar goed, het was dan ook een verse plant. Ik lees in de gids ook dat als daslook afsterft, de uiengeur zwaarder wordt. Over een paar weken ga ik terug!

De Basisgids Stinzenplanten is weer een fijne natuurgids voor natuurliefhebbers en ook voor iedereen die zich interesseert in tuinplanten. Doe je de gids open, dan komt het voorjaar je tegemoet. En dan moet je wel naar buiten om al die voorjaarsbloemen te gaan bekijken. Een heerlijke gids om het voorjaar mee in te gaan. Aanbevolen dus!

Basisgids stinzenplanten / Heilien Tonckens Wil Leurs / KNNV Uitgeverij / paperback