Gisteren zag ik ze voor het eerst dit najaar: middelste zaagbekken. In het ebbende water op de Grevelingendam. Het waren opvallend genoeg allemaal vrouwtjes. Niet één mannetje. Dat geeft niet, de mannetjes volgen ongetwijfeld nog en dan kun je niet alleen genieten van die prachtige groen bekuifde koppen, maar ook van het baltsgedrag.
Nadat ik mijn auto had geparkeerd en voorzichtig het spekgladde talud van de Grevelingendam was afgedaald (aan de kant van Bruinisse, ter hoogte van het spitvak), zag ik ze meteen. De middelste zaagbekken zwommen tussen de rotganzen die ook het foerageren waren, maar dan op zeesla. Middelste zaagbekken doen het daarvoor niet. Dat zijn pure carnivoren en dus waren ze op jacht. Ebbend water stroomt. En in stromend water voelen vissen zich thuis.
Nu zie ik middelste zaagbekken altijd op diep water. Water waar ik in elk geval niet kan staan. Maar daar aan de Grevelingendam stroomt het ebbende water langzaam weg van de plaat. Tot er een kniediepe geul overblijft die je met hoge laarzen makkelijk kunt oversteken. Zowel voor als achter de geul kun je bij laag water spitters zien staan. Die steken daar zagers, oftewel: zeeduizendpoten. Dat heb ik daar ook vaak genoeg gedaan. In de hoop om er een flinke zeebaars mee aan de haak te slaan.
Een zeebaars is alleen geschikt als prooi voor de middelste zaagbek als hij nog jong is. Een centimeter of tien á vijftien. Kleiner mag natuurlijk ook. Verder zwemt er in de Oosterschelde veel meer lekkers voor de middelste zaagbek. Zandaal, spiering, grondels en grotere garnalen. Ik vermoed dat een krabbetje toch ook wel in de maag van een middelste zaagbek zal verdwijnen? Mijn geliefde Handboek Vogels van Nederland en België vermeldt althans dat hij ook kreeftachtigen eet. Daaronder vallen in mijn beleving zowel garnalen als krabben.
De middelste zaagbek is uitstekend toegerust om visjes te vangen. Zijn lange ranke snavel is aan de binnenkant gekarteld. Komt er een visje tussen, hoe glibberig ook, dan is er geen ontsnappen meer aan. Zo zal zelfs een kleine paling geen kans op ontsnappen hebben.
Op de Grevelingendam ebde het water ondertussen in rap tempo. En daar zag ik wat ik voorheen nog niet eerder had gezien. Jagende middelste zaagbekken in kniediep water. Ze doken niet onder, maar staken alleen hun kop onder water. Speurend naar visjes en kreeftachtigen. Een paar keer doken ze onder. Of ze iets vingen, dat kon ik dan weer niet zien.
Een voorbode voor wat nog komen gaat, hoop ik. De komende maanden kun je overal in Zeeland middelste zaagbekken zien. Vooral op de zoute wateren, maar hier en daar ook op zoete. Op het Haringvliet bijvoorbeeld. Vorig jaar filmde ik een prachtig mannetje in het pittoreske haventje van Den Bommel. In de zoete wateren kun je trouwens ook zijn neef tegenkomen: de grote zaagbek. Dat is dan weer direct het gevolg van de aanleg van al die dammen en het verzoeten van grote delen van de Oosterschelde. Want grote zaagbekken, die zie je vrijwel uitsluitend op zoet water. Anders dus dan zijn neef de middelste, die het vooral op zout heeft voorzien.
Gaat het zien. Trekt er op uit de komende maanden. Geniet van al die mooie zeevogels, waaronder de middelste zaagbek. Goede plekken om ze te zien zijn de Brouwersdam, het Veerse Meer en eigenlijk de hele Oosterschelde.