Vanmorgen wandelde ik door de Donkse Laagten, een natuurgebied dat ook wandelaar en Volkskrant-journalist Caspar Janssen hooglijk weet te waarderen zoals hij schrijft in zijn prachtige boek Caspar loopt. De lucht was nog grijs, een enkele spetter viel neer op mijn hoed. Het gras was nog kleddernat en voor me stond een lepelaar.
De Donk is één van de oudst bewoonde delen van het westen van ons land. De hoop met zand aan de oostkant van de Donkse Laagten stak als eerste boven het water van de Noordzee uit. De oudste bewoners wisten de heuvel al snel te koloniseren. Maar dat is lang geleden. Nu liggen aan weerszijden van het water blauwgraslanden. Laaggelegen veengebieden, smalle slootjes, bijzondere vegetatie en opvallend veel weidevogels. Zo zie ik het graag.
En als er dan ook nog een lepelaar te zien valt! Het was nog vroeg en een beetje donker, eigenlijk te donker om te filmen, maar dat geprobeerd. Even later zag ik er zelfs nog twee in een slootje foerageren.
Met de lepelaar gaat het goed in Nederland, zo lees ik in de Vogelatlas van Nederland. Hij broedt tegenwoordig zelfs in het westen van het land. Vlak naast een snelweg, langs een fietspad, in het struweel. Vorige week zag ik ook één of twee nesten in de Zouweboezem. Of hij daar dit jaar voor het eerst broedt, weet ik eerlijk gezegd niet.
Andere vogels die we zagen tijdens onze wandeling door de Donkse Laagten? Een droge opsomming, maar een hele belevenis: rietzanger (heel veel en luid zingend), kleine karekiet (niet zo heel veel, wel zingend), cetti’s zanger, blauwborst (één), rietgors, tapuit, spotvogel, zwartkop, tuinfluiter, putter, groenling, witte kwikstaart, houtduif, grutto, tureluur, kievit, kleine plevier, kluut, scholekster, bergeend, krakeend, wilde eend, fuut, meerkoet, waterhoen, grauwe gans, bruine kiekendief, buizerd, havik, torenvalk, zwarte kraai, blauwe reiger en wellicht nog een paar vergeten soorten. Een ree vluchtte voor ons uit, en regelmatig ploegde een haas door het veld.
De lepelaar zat in de sloot, terwijl het wandelpad een stuk hoger ligt. Hij zag ons dus van ver aan komen lopen. Om hem niet op te schrikken, kroop ik door het natte gras. Ik verschool me achter een pluk gras en koolzaad. Vandaar ook de gele bloemetjes in beeld. Is weer eens iets anders dan een ‘schoon’ beeld.