Sake P. Roodbergen is een ‘fjildman’ (een natuurman) in de ware zin van het woord. Hij zocht kievitseieren in de Friese weiden, was bestuurslid van BFVW, was leraar biologie en schreef een groot aantal natuurboeken. Zijn meest recente boek is De kievit, een ode aan deze prachtige weidevogel dat bovendien in het Fries verscheen. Ik kwam in contact met Sake en stelde hem een paar vragen.
Wat vind je zo fascinerend aan weidevogels in het algemeen en de kievit in het bijzonder?
Vogels, en dan met name weide- en watervogels, vormden een belangrijk onderdeel van de agrarische omgeving van ons geboortedorp Grou (tot in de jaren tachtig met een w). Elke jongen had een eierverzameling. Wij kenden alle soorten vogels in onze omgeving. Van de enorm talrijke spreeuw die broedde onder elke dakpan van de boerderij, bij wijze van spreken, tot aan de roerdomp, de zeldzame broedvogel van het natuurgebied De Alde Feanen (bij Earnewâld). Het zoeken van kievitseieren (en rapen) was een voorjaarsactiviteit van elke jongen en zeer veel ouderen. Ik werd geboren in mei 1945. In de oorlog hield men zich niet meer aan de bepalingen van de Vogelwet (van 1936). Elk ei van elke vogel was eiwit. Dat kon natuurlijk niet. Er ontstond vanaf het einde van de oorlog in vrijwel elk dorp een vogelwachtvereniging met als eerste doel de handhaving van de bepalingen van de Vogelwet 1936. In 1947 werd de overkoepelende Bond van Friese Vogelbeschermingswachten (BFVW) opgericht. Iedere eierzoeker werd lid van ‘zijn’ vogelwacht. In 1990 waren er meer dan 120 vogelwachten, in elk groot dorp was er één, met in totaal ongeveer 25.000 leden. Rond de zestiger jaren was het boerenbedrijf zover ontwikkeld dat de bedrijfsvoering een bedreiging werd voor de nesten en de kuikens. Toen ontstond binnen de BFVW de zogenoemde nazorg, de bescherming van de weidevogels ná het kievitseieren-zoeken. Deze nazorg kreeg langzamerhand een enorme omvang. Heel veel eierzoekers gaven zich op voor deze (vrijwillige) nazorg. De demografische gegevens vroegen we van het CBS en de nazorg-deelnamecijfers van de landelijk overkoepelende Landschapsbeheer Nederland.
In Nederland gaat het niet goed met de kievit. Wereldwijd lijkt er geen probleem. Maakt dat het minder erg dat in ons land de kievit snel in aantal achteruit gaat?
De kievit zal niet snel helemaal verdwijnen als broedvogel omdat zijn broedareaal enorm is. Tot ver achter de Oeral, tot halverwege Scandinavië, en tot in Syrië. De kievit verdwijnt bij ons als broedvogel; in grote gebieden in Friesland is de kievit op dit moment als broedvogel weggevaagd. Dit geldt voor alle vroeger zo gewone broedvogels, inclusief de kleintjes veldleeuwerik en graspieper.
Is er nog hoop voor de kievit in ons land?
Er zullen altijd wel kleine, nog gunstige (natuur)gebieden blijven waar de soort tot broeden kan komen. Persoonlijk ervaar ik deze ontwikkeling – die de laatste vijftien jaar heel snel ging- als verschrikkelijk, als een regelrechte ramp, als een ontluistering voor de hele provincie. Ik heb mijn gevoel bij één en ander ook opgeschreven in mijn boek Ljippen, lân en leafde (Kieviten, land en liefde) uitgegeven bij Bornmeer, Gorredijk 2009).
Ik blijf optimistisch: het is niet helemaal ondenkbaar dat een deel van de vroegere pracht terugkomt als de plannen met de veenweiden ten uitvoer komen. Landelijk staat deze problematiek hoog op de agenda (ook vanwege de enorme CO2-uitstoot bij inklinking), en provinciaal is heel recent door de natuurorganisatie It Fryske Gea (Het Friese Land) een plan ontvouwd om te komen tot 100.000 hectare (natte) veenweide in het jaar 2100! Dat zou mogelijk tot een terugkeer van de kievit c.s. kunnen leiden.
Wat zijn jouw meest bijzondere ervaringen met de kievit?
Het hele kievitseieren-zoeken (Fries: ljipaaisykje) was een en al natuurbeleving. Ik had een volle baan in het voortgezet onderwijs; gaf Engels en Biologie aan de Mavo-school in het dorp waar ik woonde (Akkrum), meestal beide vakken in de hoogste klassen: examenvoorbereiding. Daarnaast vanaf 1988 dagelijks bestuurslid binnen de BFVW, dat kwam bijna neer op twee banen. Het betekende hard werken. Eierzoeken was dan een heerlijke ontspanning. De vrijheid in het rijke veld; vrijwel geen boer die zijn velden verbood: zij waren zelf (en hun ‘arbeiders’) vaak onderdeel van het geheel van de BFVW. Heerlijke voorjaren van natuurbeleving; de Fries spreekt van ‘opteinens’, dat nog het best te vertalen is als ‘opgetogenheid’. Het was de tijd van de Club van Rome van Greenpeace en van de opkomst van de ecologie als biologie-richting: alles hangt samen met alles. Het geheel maakte van mij een ‘fjildman’, een natuurman, bepaalde mijn loopbaan en motiveerde mij later o.a. tot het maken van een serie van zes Friestalige natuurgidsen, en een Friestalig boek over libellen. Je kunt mijn activiteiten het beste teruglezen in Wikipedy (onderdeel van Wikipedia) onder mijn volledige naam sake p. roodbergen.
Specifieke ervaringen met kieviten heb ik niet zo paraat. Soms deed een kievit net iets anders dan het ‘gewone’ gedrag waarop je anticipeerde als je ze voor wat langere tijd aanschouwde. Dat waren de wonderlijkste momenten van de dag, die dan weer uitvoerig met collega-eierzoekers, mijn broers en vrienden werden gedeeld. ‘Weet je nog wel, dat vrouwtje in de tiende van de Kaastra’s’.
Je hebt verschillende boeken geschreven. Welke vind je stiekem de mooiste en waarom?
Mooie vraag, maar ook een moeilijke! Ik beleefde veel plezier aan eigenlijk elk boek. Ik denk dat De kievit mij de diepste emotie bezorgde. Ik was blij verrast en ook wel wat trots dat ik als Friese ‘aaisiker’ in 2015 door de Amsterdamse uitgeverij Atlas-Contact gevraagd werd dit boek als onderdeel van de serie vogelmonografiën van de uitgeverij te maken. Het was een grote uitdaging om tot de juiste verhouding tussen de delen te komen. Mij werd helemaal de vrije hand gegeven in de keuze van onderdelen en aandachtspunten. Ik heb geprobeerd daarvan een zo evenwichtig mogelijke, aantrekkelijke én informatieve mix te maken, van aandacht voor de vogel in zijn jaarcyclus, voor de relatie met de nieuwe gifstoffen (neonicotinoïden) als de relatie met het kievitseieren-zoeken tussen Friesland en ‘Holland’, en natuurlijk de blijkbaar onontkoombare neergang van deze Nederlandse icoonsoort. En nog veel meer.
Naast een biologisch boek is het ook een stuk geschiedschrijving.
Ik was heel blij dat Atlas-Contact de Friese simultaan-uitgave in het Fries heel prima vond! (De Ljip, uitgegeven door Wijdemeer in Leeuwarden, 2018)
Maar ook het redigeren en maken van het Hollandstalige boek Kieviten en Plevieren; Ljippen en Wilsters, waaraan door een vijfentwintigtal biologen (en zelfs één Engelsman) en leken, zoals ikzelf, werd meegewerkt vond ik een prachtig project (Uitgeverij Wijdemeer, Leeuwarden 2013) om te doen. Ik vond het erg fijn dat aan de productie van dit boek ook door Vogelbescherming in Zeist werd meebetaald en dat ze het in hun webshop aanbieden. Veel voldoening gaf ook het beschrijven van vijftig jaar BFVW in B.F.V.W. in vogelvlucht en perspectief, een boek van ‘facts’ dat in december 1999 verscheen (BFVW 1999).
Het spreekt vanzelf dat het voltooien van de zes Friestalige natuurgidsen die ik samen met anderen maakte vanaf 2005 (Fûgels) tot mei 2019 (Kevers) mij ook een heel goed gevoel geeft. Al mijn boeken zijn te koop in de gewone boekhandel en bijvoorbeeld bij de Afûk in Leeuwarden. De natuurorganisatie It Fryske Gea biedt ze aan in haar bezoekerscentra.
Ik dank Sake P. Roodbergen hartelijk voor zijn medewerking aan dit interview. De foto boven het interview is gemaakt door Piet Munsterman (bron: Saxifraga.nl).
Andere delen in de vogelserie van Atlas-Contact:
Het boek De kievit van Sake Roodbergen verscheen in de befaamde vogelserie van Atlas-Contact. Andere delen uit deze reeks zijn: