Een laatste vakantiedag moet je nuttig besteden, en wat is nu nuttiger dan een vogeltochtje over de eilanden? Drie eilanden, welteverstaan: Goeree-Overflakkee, Sint-Philipsland en Tholen. Op Goeree de afslag Nieuwe-Tonge en over de modderige binnenwegen naar Battenoord geglibberd. Er wordt nog geoogst op de akkers. Mijn zwarte auto is zo zwart niet meer. De flamingo’s lieten zich in het druilerige weer van aardig dichtbij bewonderen. Er scharrelden wat steltlopers rond: bonte strandloper, zilverplevier, tureluur en wulp. Het altijd aangename geluid van de rotgans vermengde zich met het gakken van de flamingo’s. Een mooi punt daar, dat pittoreske haventje van Battenoord. Hoe je er moet komen, lees je hier.
Door naar de Philipsdam. Tegen de Grevelingendam liggen een paar plassen. Momenteel zeer in trek bij tafeleenden die er overwinteren. Veel mannetjes met die prachtige rode koppen. Houdt afstand, ze zijn schuw. Als je dat doet en je richt je telescoop op de groep eenden: fenomenaal beeld. Daarna achter het restaurant wadvogels bekeken. Rotgans, pijlstaart, bergeend, bonte strandloper, rosse grutto, zilverplezier, scholekster, wulp en zilverplevier. In de mosselkwekerij twee kuifduikers.
Het spaarbekken op de Philipsdam was leeg en aan de andere kant van dijk, op het Slaak, ‘slechts’ een paar dodaars. Op naar Het Stinkgat, waar momenteel druk wordt gewerkt, zag ik tot mijn ontsteltenis. Het is morgen een van de stadia op mijn vogeltocht met mijn Vlaamse gasten. Maar waar gewerkt wordt, zijn over het algemeen maar weinig vogels. Hopelijk genieten de werklui morgen van een welverdiend weekend.
Daarna door naar Sint-Annaland. Vanaf de dijk de Krabbenkreek overzien. Een mooi uitkijkpunt hoor. Rotgans, kuifduiker, brilduiker, middelste zaagbek, fuut en dodaars zijn allemaal van de partij. Aan de overkant, aan Fluplandse zijde, vallen de eerste slikken droog. Veel steltlopers. Dat biedt hoop voor morgen, maar zoals de kop luidt: het was helaas een hopeloze zaak in het café. De naam noem ik niet, want in het dorp kent iedereen iedereen. De zaak was dus hopeloos, maar niet vanwege de kwaliteit van de lunch, want die was voortreffelijk. De tomatensoep was met zorg gevuld en bereid. De Italiaanse tosti was precies zoals hij wezen moest en de bediening gastvrij. Nee, de ellende kleefde aan de bar. Diepe droefenis vervulde het café. Twee oude heren smoorden hun verdriet en wanhoop met een eerlijk gebrouwen pilsje. Niet de eerste alcoholische versnapering van de dag. De ene was juist verlaten door zijn vrouw en de ander verlangde naar iemand van het andere geslacht. ‘Een knuffel, iemand die voor je zorgt, dat soort zaken.’ Twee heren van zeventig, beiden bezwoeren dat ze hun leven lang nooit een vrouw hadden geslagen. De verlatene hield zich van ellende vast aan zijn vriend en vertelde op luide toon dat hij er een eind aan ging maken. Het leven had geen zin meer. De ander beurde hem op: ‘We blijven altijd vrienden.’ Dat beaamde de verlatene: ‘Ja, maar een dooie vriend is ook een vriend.’ En hij weende zeer, hing daar maar aan de schouder van zijn vriend en de bierbubbeltjes knalden langdurig uit zijn keel.
Mijn laatste stop was vogelkijkhut De zwartkopmeeuw in de Hellegatsplaten. Daar was het niet druk, maar wel een mooie waarneming: een smelleken op een paaltje. Met de camera van dochterlief aardig dichtbij te trekken. Het valt me op dat meer landinwaarts de vogelgebieden behoorlijk leeg zijn. Vooral de steltlopers ontbreken (naar mijn gevoel). Op en rond de slikken van de Oosterschelde kom ik de steltlopers gelukkig wel tegen. Hieronder twee opnamen van vandaag: die van de flamingo’s en het smelleken.