Mijn ochtendkrant pakt er mee uit: Het is officieel, de wolf woont in Nederland. Dat is goed nieuws, denk ik dan. Een teken dat de natuur veerkrachtig is en zich kan herstellen van alle schade die wij hebben toegebracht. Zelfs in een dichtbevolkt land als Nederland weet de wolf zich weer in leven te houden. Dat niet iedereen daar even blij mee is, snap ik. Alleen al het woord ‘wolf’ roept bij sommige mensen diepe angstgevoelens op. Dat een wolf banger is van ons mensen dan wij van de wolf, maakt weinig indruk. Een wolf is een levensgevaarlijk roofdier, zo meent men, en ik las in het boek van Dik van der Meulen dat Roodkapje er het archetype voor is.
Mijn ochtendblad weet te melden dat in 2018 tien wolven de Nederlandse grens overstaken. Drie ervan hebben inmiddels een eigen territorium en lijken zich definitief te hebben gevestigd. Vooralsnog zo ongeveer op de Veluwe en in Drenthe en Overijssel. Volgens deskundige Glenn Lelieveld, ecoloog en nationaal coördinator van het Wolvenmeldpunt, is er in Nederland ruimte voor veertig roedels. En dat staat gelijk aan ongeveer driehonderd wolven. Zou er dan toch ooit een moment komen dat ik een wolf in het wild zal weten te filmen? Ik kan er alleen maar van dromen, en ik zeg je: dat zijn bepaald geen nachtmerries. Make my day!
Weet wie wel in angst leven? Schapenboeren. Die vrezen voor het leven van hun schapen. Ik lees dat het vooral zwervende wolven zijn die schapen ‘pakken’. Heeft een wolf eenmaal een territorium, dan schakelt hij over op wilde prooidieren als ree en haas. Overigens is de getemde viervoeter, rechtstreeks afstammeling van de wolf, onze zo geliefde hond, een veel grotere plaag voor schapen. Tussen de vier- en dertienduizend schapen zijn jaarlijks het slachtoffer van hondengeraas. Hoog tijd dat de hond op de lijst van bejaagbare dieren komt.
Als je dit leest, dan weet je dat er nóg een groep is die niet zit te wachten op de wolf. Het dappere gilde der jagers natuurlijk. Ik heb op zichzelf niets tegen jagen hoor. Een ree schieten, een haas of grauwe gans, ach, daar kachelt de biodiversiteit niet door achteruit. Maar wanneer ik een groep van twintig volwassen mannen over een veld zie schuifelen om met zijn allen dat ene haas af te knallen, dan kan ik mijn weerzin nauwelijks verbloemen. Daar is niets edels aan. Zoveel hagelspuiten tegen dat ene dier, da’s eerder laf dan edel. Wildbeheerders noemen ze zich. Nou, de wildbeheerder bij uitstek is gearriveerd, jongens en meisjes. Dat moet muziek zijn in jullie oren. Maar nee hoor, de Jagersvereniging wil compensatie voor gederfde jachttrofeeën. Kijk, daar laten de jagers zich kennen. Jagers willen gewoon ordinair knallen, zoals mijn zoon van twaalf op oudjaar alleen maar rotjes wil knallen. Hoe meer hagel er in het rond spuit, hoe beter. De natuur aan flarden knallen, fijn hoor. Doe mij de wolf maar. Die vangt wat’ ie moet vreten en meer niet. Edeler kun je het niet krijgen.
Natuurlijk snap ik best dat de eigenaar van Nationaal Park de Hoge Veluwe er iets anders over denkt. Die ziet zijn fraaie kudde moeflons opgevreten worden door een paar woeste wolven. Nou ja, dat is dan één van de weinige mensen van wie ik het protest kan velen. Laat hij beginnen met het bouwen van een hoog hek om de indringers te weren. Waar las ik eerder over dit onzalige idee?
Ondertussen hoop ik dat de wolf niet het laatste dier zal zijn dat Nederland weer ontdekt als leefgebied. Dat ortolaan, griel, zwarte ooievaar en moerasparelmoervlinder zijn voorbeeld zullen volgen. En al die andere uitgestorvenen erbij.
In het boek De kinderen van de nacht beschrijft Dik van der Meulen de gecompliceerde verhouding tussen mens en wolf. Was de wolf in de oertijd onze kameraad en natuurlijk de oervader van alle honden, daar werd hij vanaf de middeleeuwen beschouwd als de duivel in eigen persoon. Dik van der Meulen won met dit boek de Jan Wolkersprijs. En dat was terecht. Ik heb het boek met veel plezier gelezen.