Op welke manier benadert de Joodse traditie onze omgang met de schepping? Een heel relevante en zeker heel actuele vraag gezien de grote problemen met klimaat, biodiversiteit en vervuiling die het voortbestaan van heel veel organismen bedreigen. Kiest de Joodse traditie voor een optimistische op juist voor een pessimistische benadering in de misère die de mensheid veroorzaakt? Of geen van beide? Je ontdekt het in dit artikel dat je minder dan vijf minuten uitleest.
De Joodse traditie over onze omgang met de schepping
Eén van de onderdelen van de Joodse traditie is het apocalyptische denken. De Tenach, de Joodse Bijbel, bevat immers boeken als Daniël en Ezechiël en deze geschriften staan bol van apocalyptisch denken. Wat is apocalyptisch denken? Dat is feitelijk een vorm van doemdenken. Apocalyptisch denken staat in het teken van het einde der tijden. In de Joodse en christelijke traditie staat dit einde der tijden vaak in het teken van de (weder)komst van een Verlosser, de Messias. Die zal de mensheid als collectief en ook ieder individu oordelen op zijn of haar gedrag. Apocalyptisch denken bevat dan ook vrijwel altijd een flinke scheut denken over goed en kwaad. De mensen die het slechte hebben gedaan, worden veroordeeld. De mensen die aan de goede kant staan, gaan een heerlijke toekomst tegemoet die vaak ook nog eens eeuwig duurt.
Het denken over de crises die de wereld momenteel teisteren, kent vaak ook een hoog gehalte doemdenken. Als het klimaat meer dan twee graden opwarmt, dan zullen ons grote rampen te wachten staan. Als we de vervuiling niet verder terug dringen, dan zullen delen van de wereld op den duur onleefbaar worden. Daar tegenover staan de mensen die vanuit een optimistische levenshouding menen dat er nog altijd hoop is voor de aarde. Ons menselijk vernuft zal ons uit deze ellende verlossen. Hoe kijkt men vanuit de Joodse traditie naar deze kwestie?
De mens als partner van God
Lody van de Kamp, een bekende Joodse rabbijn en schrijver van historischeromans als Sara, het meisje dat op transport ging en Oorlogskinderen geeft aan dat er in het jodendom geen ruimte is voor doemdenken. In het jodendom heeft ieder mens zijn of haar eigen verantwoordelijkheid. We moeten simpelweg doen wat we kunnen om de schepping in stand te houden. In dat denken is geen recht op passiviteit. Of er vooraf zicht is op een goede afloop (dus of er redenen zijn voor optimisme) doet er niet toe. God heeft ons mensen de opdracht gegeven om door te gaan, en daarbij spelen verwachtingen geen rol. Je kunt immers niet in de toekomst kijken. ‘Je weet alleen wat je nu moet doen,’ zo zegt hij in een interview in Trouw.
Lody van de Kamp heeft dus ook geen hoge verwachtingen van het optimisme dat veel mensen koesteren. In het klimaatdebat kom je dat optimisme wel tegen. Als we dit doen, dan zullen we het probleem wel oplossen. Was het maar zo eenvoudig. Sommige problemen zijn inderdaad op te lossen. Als je een huis koopt en de keuken is verouderd, dan vervang je die keuken en is het probleem van een onwerkbare keuken opgelost. De bekende opperrabbijn Jonathan Sacks, wereldwijd bekend van boeken als De kracht van ideeën, Moraal en Een gebroken wereld heel maken schaart dit soort problemen onder de eindige stadia in de wereld. Maar het klimaat is nooit af. En de evolutie van organismen ook niet. Evenmin als het probleem van de vervuiling. Dat soort zaken schaart Sacks onder de oneindige stadia. Er komt nooit een moment dat je kunt zeggen: ‘Het is klaar’. En toch. We hebben allemaal de plicht om eraan te blijven werken.
En dat vloeit voort uit de notie in het jodendom dat de mens Gods partner wordt genoemd in de Babylonische Talmoed. Dit is simpel gezegd de Hebreeuwse Bijbel, vastgelegd rond het jaar 500 na Christus. In de Talmoed leveren rabbijnen commentaar op de Torah (de eerste vijf boeken van de Bijbel) en mondelinge tradities van het jodendom die in de Misjnah werden vastgelegd in de tweede eeuw na Christus. Oeroude geschriften dus, die nog altijd heel veel mensen inspireren. Welnu, de Babylonische Talmoed ziet de mens dus als partner van God, een soort mede-schepper.
In Genesis 1 vers 26 zegt God: Laat ons mensen maken. In de Misjnah gaan de rabbijnen op deze tekst in. Zij merken op dat God dus overlegt. Maar met wie? De rabbijnen denken aan engelen. God schept de mens niet alleen, hij betrekt daar ook engelen in en daarmee de hele schepping. De mens is dus onlosmakelijk verbonden met de schepping en daarmee ook met God, zijn maker. En daaruit concludeert de Talmoed dat de mens partner is van de schepper.
Maar het gaat verder. Volgens de rabbijnen is er sprake van een voortdurende schepping. Dat vind ik een rijke gedachte. De schepping wordt in stand gehouden. Er is voortdurend sprake van vermenigvuldiging. Oude generatie gaan, maar laten nieuwe generatie na. Soorten evolueren. En omdat God zijn schepping in stand houdt en de mens zijn partner is, dient de mens zich ook in te spannen om de schepping mede in stand te houden. De partnerverplichtingen in deze zijn niet eenzijdig door ons mensen te verbreken. Ook niet door God trouwens. Wie de Bijbel een beetje kent, zal weten dat God aan Noach (ook in Genesis) heeft beloofd dat hij de wereld en de mensheid niet nog een keer zal vernietigen.
Inspanning én ontspanning
Deze ideeën geven Lody van de Kamp een gevoel van verantwoordelijkheid én ontspanning. Als God volgens het jodendom elk moment de wereld schept, dan is de mens geroepen om de schepping in stand te houden. Dat is de verantwoordelijkheid die wij hebben. En daar moeten we mee doorgaan zolang God daar ook mee doorgaat.
Anderzijds moeten wij mensen niet vergeten dat wij slechts partner zijn. God is de Allerhoogste en wij mensen staan lager. We moeten doen wat we kunnen doen en de rest vult God aan. Dat levert ontspanning op.
Dit is in het kort hoe de Joodse traditie denkt over onze omgang met de schepping.