Recensie: Reizen langs de waterkant, René Beijersbergen

Jarenlang zette René Beijersbergen zich in voor de dwergstern. Praktisch door bijvoorbeeld schelpenbanken aan te leggen op de Hooge Platen, een zandplaat in de Westerschelde. Ook verrichtte hij op die zandplaat tientallen jaren onderzoek naar de kleinste stern van ons land. Hij publiceerde de uitkomsten van zijn onderzoeken in een machtige studie: Reizen langs de waterkant. De ecologie van de Dwergstern Sterna albifrons op de Hooge Platen.

De dwergstern heeft het moeilijk. In ons land en in veel andere Europese landen staat hij op de Rode lijst van bedreigde soorten. De dwergstern is nogal gevoelig voor verstoring en als je dan weet dat hij tegen de vloedlijn op stranden pleegt te broeden, dan hoef je geen strandganger te zijn om te weten dat het foute boel is. Als badgasten en dwergsterns samen komen, trekt de kleinste van het stel aan het kortste eind. Zo broedden er aan het begin van de twintigste eeuw nog dwergsterns op de stranden van Schouwen-Duiveland. Sinds de opkomst van het strandtoerisme zijn die kolonies geheel verdwenen.

De Hooge Platen in de Westerschelde is een zandplaat die zich nog een beetje aan het massatoerisme weet te onttrekken. Op zomerse dagen meren er weliswaar plezierjachten aan en wordt er van alles gerotzooid op de plaat, maar de kolonie dwergsterns die er sinds jaar en dag huist, kan aardig worden beschermd. Ideaal gebied om te land, ter zee en vanuit de lucht onderzoek te doen naar het wel en wee van de dwergsterns. De ondertitel van de studie Reizen langs de waterkant belooft een complete ecologie van de dwergstern op de Hooge Platen. Nou, die krijg je!

Dwergsterns blijken in de keuze voor een broedlocatie vooral trouw te zijn aan een regio. Binnen die regio moet meer locaties hebben die geschikt zijn om er te broeden. Dat is nodig, want allerlei factoren kunnen de broedplaatsen zomaar compleet vernietigen en dan moet je als dwergstern snel kunnen verkassen naar een nabijgelegen locatie om een nieuw legsel uit te broeden. René Beijersbergen geeft het op talloze plekken in Reizen langs de waterkant aan: dwergsterns broeden op de meest kwetsbare plaats die je maar kunt bedenken: vlak achter de vloedlijn. Soms betekent vijftien centimeter hoger waterpeil het einde van een kolonie. Als zo’n scenario zich voordoet, blijken dwergsterns verbluffend flexibel: een tweede legsel elders is snel gelegd.

reizen langs de waterkant

Een van de belangrijkste factoren die het broedsucces bepalen is de beschikbaarheid van voedsel. En dat voedsel zijn prooivissen van de jaarklasse 0, de kleinste visjes dus, ongeveer net uit het ei gekomen. Zandspiering en liefst vette haring staan op het menu van de dwergstern. En om het nog iets ingewikkelder te maken: voor dwergsterns is honderd meter vliegen al ver, de afstand tussen nest en visgebied mag niet te groot zijn. Was er vorig jaar sprake van een goede beschikbaarheid van prooivissen, dan hoeft dat dus niet te betekenen dat dwergsterns ook dit jaar op diezelfde plek zullen nestelen. Het is wonderlijk te lezen hoe gedetailleerd René Beijersbergen de gevangen visjes weet te determineren en erin slaagt de grootte van de prooivisjes te bepalen. De hele studie geeft blijk van een enorme betrokkenheid op deze prachtige vogelsoort en een vasthoudendheid die tot bewondering stemt. Wat een minutieus onderzoek, wat een monnikenwerk heeft Beijersbergen al die jaren verricht!

Ook de paarvorming is in sterke mate afhankelijk van het voedselaanbod. Het mannetje voorziet het vrouwtje in die fase van voedsel en moet natuurlijk zelf ook eten. Wat blijkt? De mannetjes eten zelf de kleinere en lichtere zandspieringen en brengen de vrouwtjes de zware, vette haringen. Zo wordt het rendement van de voedselvlucht vergroot. Ook in opmaat naar de copulatie speelt bij het verleiden van de partner het aanbieden van een grotere prooivis een grote rol. De mate waarin het mannetje erin slaagt grotere prooivisjes te vangen, is meteen ook een graadmeter om de kwaliteit van het foerageergebied te bepalen. Zo grijpt alles in elkaar in de wereld van de dwergstern. René Beijersbergen gaat in zijn studie zelfs zover dat hij de geluidstypen tijdens balts en broeden onderzoekt. Het levert interessante vocalisaties op waarin bedelroep, copulatieroep, afvliegroep kunnen worden onderscheid. Mooie kleurentekeningen van de luchtbalts door James McCallum brengen het baltsgedrag helemaal tot leven.

In 1985 begon Beijersbergen met het bijhouden van waarnemingen van de voedselkeuze. Ruim twintig jaar lang vanuit een schuilhut aan de rand van de kolonie, en daarna tien jaar lang vanuit de boot of vanaf de oever. Uit zijn gedetailleerde onderzoek blijkt dat in de periode 1985-2005 de voedselbeschikbaarheid in de Westerschelde voor alle prooitypen is afgenomen. En dat is verontrustend. De beschikbaarheid van grote prooien is namelijk niet alleen van belang in de eerste fase naar aanloop van het broedseizoen (balts, copulatie, keuze van de broedlocatie) maar ook voor de oudere kuiken die vooral met vette en zwaardere haring wordt gevoerd. Elke verstoring in dit estuarium kan grote gevolgen hebben voor de kwetsbare diersoorten die er leven.

Dwergsterns nestelen aan de rand van het zoute water. Daar liggen schelpen en ander aanspoelsel, maar er groeien geen planten. Maar wat als de omstandigheden veranderen en er plotseling wel (zoutminnende) planten opschieten? Zeeraket, schorrekruid, loogkruid en strandmelde om er eens een paar te noemen. René Beijersbergen maakt in zijn zesde hoofdstuk duidelijk dat de dwergstern een voorliefde hebben voor onbegroeide schelpenbankjes. Maar het is niet zo dat toenemende vegetatie de enige verklaring is waarom dwergsterns plotseling een broedgebied links laten liggen. Er spelen vrijwel altijd ook andere factoren een rol, bijvoorbeeld het feit dat met de vegetatie er zich ook concurrenten als visdiefje, grote stern en kokmeeuw vestigen. Niet zelden blijken dit belangrijke predatoren: een kuiken van een dwergstern is een eenvoudige prooi voor de kokmeeuw en zelfs het visdiefje vergrijpt zich wel eens aan zo’n minikuiken. Gedetailleerde karteringsgrids brengen de relatie tussen dwergstern en vegetatie in beeld.

In een van de laatste hoofdstukken gaat Beijersbergen in op de relatie tussen dwergsterns en concurrenten en predatoren. Een opvallende waarneming is dat dwergsterns zelden in grote kolonies broeden. Het lijkt er sterk op dat grotere kolonies niet ‘zonder meer’ bijdragen aan het veiligheidsgevoel van dwergsterns. Een grotere kolonie valt immers beter op en dat trekt gevreesde predatoren als kokmeeuw en zwartkopmeeuw aan. Opvallend is ook dat dwergstern, strandplevier en kluut in hetzelfde habitat broeden, maar zelden gemengd nestelen. En waar visdiefjes met dwergsterns dezelfde schelpenbank delen, blijken ze toch zelden gemixt te broeden. Dwergsterns broeden liever met gelijkgestenden. Het is een bijzondere vogel, die dwergstern.

Reizen langs de waterkant is een verbluffend rijke studie naar een van de mooiste én kwetsbaarste kustvogels die ons land rijk is. Het leven van de dwergstern is complex. Alle details in een bespreking als deze weergeven is onbegonnen werk. Er zijn maar weinig onderwerpen te noemen die René Beijersbergen niet heeft onderzocht of beschreven. Ik kan er althans geen opnoemen. Reizen langs de waterkant is inderdaad een complete ecologie van de dwergstern op de Hooge Platen, zoals de ondertitel belooft. Het jarenlange onderzoek en het verslag ervan is van wetenschappelijk niveau. Naast eigen bevindingen gaat René Beijersgergen ook na tot welke conclusies andere onderzoekers kwamen. Zo komt je ook nog eens op het spoor van andere publicaties over dwergsterns. Het is te hopen dat Nederlandse en Vlaamse beleidsmakers die zich bezighouden met de toekomst van de Westerschelde zich de inhoud van Reizen langs de waterkant eigen maken. Hun beslissingen kunnen enorme gevolgen hebben voor een kwetsbare soort als de dwergstern (maar er leven vast meer kwetsbare dieren in de Westerschelde, denk ik dan).

Mooi is dat René Beijersbergen elk hoofdstuk begint met een uitgebreid (reis)verhaal waarin Beijersbergen zijn persoonlijke betrokkenheid onder woorden brengt. Het voert je mee met de auteur in zijn pogingen om de dwergstern beter te leren begrijpen. En hij gaat daarin ver, tot aan de andere kant van de wereld aan toe. Hij kwam zelfs in Australië dwergsterns tegen. Op een gloeiend heet strand waar hij vanwege het hete zand al snel niet meer verder kon. Je kunt Reizen langs de waterkant niet lezen zonder onder de indruk te raken van de jarenlange inzet van Beijersbergen voor het wel en wee van de dwergstern op die zandplaat daar in de Westerschelde. En dat die jarenlange omgang met de dwergstern dan ook nog eens resulteert in zo’n fenomenale studie, daar past slechts één reactie: grote klasse!

Reizen langs de waterkant / René Beijersbergen / Eburon / als paperback